- 10 -
het door B W gegeven antwoord. Hij weet van een raadsbe sluit
waarbij die terreinen opnieuw verpacht zijn, tenminste niets af.
De heer VERLINDEN wil als rapporteur der commissie nog enkele
opmerkingen maken, In het algemeen is hij wel voldaan met de door
B W gegeven antwoorden en hij is dankbaar, dat het ooilege van
B W rekening zal houden met de in het rapport naar voren gebrachte
wenschen.
Naar aanleiding van de opmerking van den heer Juten over een
to royaal gobruik van do "telefoon door hoofden van dienst, zegt
spreker daarover niet te kunnen oordeelen, doch hij vindt het
jammer dat dit door den heer Juten niet eerder is opgemerkt. Het
vorige'ooilege had dab in deze reeds handelend kunnen optreden.
Wat de rekening van Mr,Kuypers betreft, zegt de heer van Hasselt
dat men er een politiek spel van wil maken. Spreker kan de verze
kering geven, dat zulks niet het geval is. De commissie heeft naar
eer en geweten haar taak volbracht en na,ar zijn bescheiden meening
ook naar behooren. Door den heer van Hasselt is nu wel gezegd, dat
de opmerking niet gemaakt had behoeven te worden, wanneer de com
missie haar licht bij den betrokkene had opgestoken, maar dan wil
spreker er den heer van Hasselt op wijzen, dat zulks niet tot de^
taak der commissie behoort. De taak van de commissie is de rekening
na te zien, haar bevindingen in een rapport vast te leggen en den
raad aan te bieden. Tot die taak behoort niet het naloopen van
Jan,Piet of Klaas om inlichtingen in te winnen.
Uit het warme pleidooi van den heer van Hasselt voor zijn com
pagnon Mr.Kuypers, merkt spreker op, dat Mr.Kuypers zich reeds in
Mei 193!+ tot den deken van de orde van advocaten wendde, ten einde
te vragen, of de declaratie buiten of binnen de grenzen vanhet
normale was. Spreker zou willen vragen, of hét de gewoonte is van
hoeren advocaten om na elke procedure de rekening naar den deken
der orde door te zenden. Hij benijdt dan de positie van den deken
niet. Naar sprekers meening echter heeft Mr.Kuypers de rekening
voorgelegd, omdat hij zelf de overtuiging had inderdaad te hoog
gerekend te hebben.
Volgens spreker zijn de ondeskundigen algemeen van oordeel, -
en dat vindt zijn oorzaak in het feit, dat de deskundigen debe
merking- hebben gemaakt dat de rekening te hoog is. Daarom is
gezegd, laten we openbaar spel spelen en trachten een behoorlijk
inzicht te krijgen. Door den heer van Hasselt is nog gewezen op
de rekening van de procedure contra van Liempt. Spreker geeft de
verzekering, dat, wanneer hij in dien tijd lid van den raad ge
weest was, hij ook daar een bemerking op gemaakt zou hebben. Als
een rekening hem te hoog voorkomt, maakt hij daarop een aanmer
king, onverschillig vanwaar die rekening komt. Spreker begrijpt
niet' dat in B w" geen bemerking op de rekening gemaakt is.
De heer KIEPE merkt op, dat hier toch al gezegd is, dat zulks
ook gebeurd is.
De heer VERLINDEN wijst er op, dat men er in het college van
B W dus ook niet mee'eens was. Is het dan niet het goed recht^
der commissie, vraagt spreker, om er de aandacht op te vestigen?
Spreker doet tenslotte het voorstel om de rekening van Mr.Kuypers
alsnog aan den raad van toezicht voor te leggen. Het is z.i. toch
best mogelijk, dat de raad er een ander oordeel over heeft dan
de deken der orde van advocaten.
De heer VAN HASSELT zegt zich met het voorstel van den heer
Verlinden alleen te kunnen vereenigen, wanneer ook de rekening
van Mr.Houben in de zaak tegen van Liempt aan den raad van toezicht
wordt voorgelegd.
Naar aanleiding van de opmerkingen van den heer Verlinden,zegt
spreker, dat de commissie zeer zeker een taak had te vervullen met
het nazien der rekening, maar ze had die taak serieus moeten op
nemen en dan niet alleen moeten zien, welke bemerkingen er op te
maken zijn, maar ook wel degelijk moeten gaan informeeren bij den
'betrokkene, voor men dezen iets aanwrijft. Overigens merkt spreker
op, dat Mr.Kuypers, door het oordeel vau den deken der orde van
advocaten te vragen, zich in goed gezelschap bevindt. Er wordt
hier nu wel, zooals gewoonlijk, geschermd met beweringenvan des
kundigen, maar spreker zou dan willen vragen, wie zijn die des
kundigen? Laat men dan namen noemen,, zooals spreker ook gedaan
heeft. Daaruit zou dan misschien een bepaalde maatstaf te vinden
zijn ten aanzien van de gemaakte opmerking. Spreker heeft ook
alles met bewijzen gestaafd, laten nu de andere heeren hun deskuiv-