J - 27 Spreker heeft ook geen antwoord gekregen op de vraag, of de dijk op den legger voorkomt. Want wanneer dat niet het geval zou zijn, dan hehben we net het geheele politiereglenent niets te maken en moet er voor het herstel van den dijk een bevel van gedeputeerde staten uitgelokt worden. Spreker hoopt dan oog, dat alsnog deze kwestie met spoed zal worden uitgezochtWant door gaan zooals nu, is z.i, geheel verkeerd en kan het de gemeente veel geld kosten. De VOORZITTER wijst er op, dat volgens artikel 209 sub a het gemeentebestuur verplicht is er voor te waken, dat openbare wegen enz. geen gevaar opleveren voor anderen. Dat Was hier het geval en op grond daarvan moest het college dus ingrijpen, De heer VAN HASSELT merkt op, dat dit toch vJuta weg neemt van het feit_ dat voor deze vergadering een voorstel op de agenda had moe ten staan om machtiging aan het oomlege ce verleenen om met het werk verder te gaan. De VOORZITTER zegt dat met allen spoed gehandeld moest worden, omdat juist deze maand de meeste kans bestond, dat bij een storm de dijk zou doorbreken. Spreker is het er overigens mee eens, dat een volledige oplossing van dete kwestie heel wat meer vor dert, maar allereerst moest nu gezorgd worden dat de kwestie van veiligheid in orde werd gebracht. Hij wil er verder nog op wijzen, dat hier niet in openbare vergadering verkondigd moet worden, dat het vorig college in deze zaak niets gedaan heeft, Men west daar niets van, en spreker zou integendeel willen zeggen, dar er door het vorig ooilege heel veel gedaan is om dezen ongewensoLten toestand uit de wereld te helpen. Ook vindt spreker het verkeerd, om hier in openbare vergadering te zeggen, dat er geen reoht van verhaal op Franken zou zijn* De heer VAN HASSELT zegt van den wethouder wel agehoord te hebben, dat het stekmder zoden op het terrein van Franken met diens toestemming gebeurd is, maar toen spreker er deze week bij den Voorzitter naar informeerde, zeide deze daar niets van te weten. De VOORZITTER zegt dat hij zulks ook niet wist, maar het is toch logisch, dat er eerst toestemming voor gevraagd is. De heer VAN HASSELT meerit, dat op die manier tegenstrijdige mededeelingen door het ooilege gegeven worden, wanneer de een zegt dat de toestemming gegeven is en de ander, dat hij er niets van weet. De heer BEKKER betreurt het, dat hij de vorige vergadering niet'tot het einde heeft kunnen bijwonen. Het heeft hem gefrappeerd hier te hooren dat het vorig college deze zaak meer dan 2 jaren heeft laten loopen zonder de noodige maatregelen te treffen, niettegenstaande het daartoe uitgenoodigd was. Daardoor is de toestand van den dijk verergerd, zoodat ingrijpen thans gebiedend noodzakelijk Was. Als spreker nu verder hoort, dat in de vorige vergadering tot driemaal toe door het college machtiging tot het nemen der noodige maatregelen gevraagd is, zonder dat daarop een antwoord werd gegeven, dan is hij van meening, dat door het college aan genomen mocht worden, dat die maohtiging stilzwijgend gegeven is. Immers, wie zwijgt stemt toe. Spreker meent bovendien uit de hier gedane mededeelingen te kunnen concludeerendat de zaak door het vorige college eigenlijk al lang in orde gemaakt had kunnen worden. De VOORZITTER ontkent dit en zegt, dat deze zaak door het vorig college wel degelijk ernstig onder de oogen is gezien. Men kan daarbij niet alleen afgaan op hetgeen er over geschreven is. De heer SCHEFFELAAR ondersohrijft de laatste opmerking van den Voorzitter en schuift de bewering als zou het vorig college deze zaak maar hebben laten loopen, ver van zioh af. Er is hier ook nog, opgemerkt, dat het vorig ooilege bij een bespreking met de ingelanden, die eenvoudige boertjes zou hebben bang gemaakt. Wanneer spreker echter vertelt, dat achter die boertjes Pater van Mansfeldt stond, don zal men hier wel eenigszins anders over denken, want van dezen laatste zal men toch niet willen beweren,,dat hij zoo'n boertje is. Het vorig college heeft echter nooit voorstellen in deze zaak kunnen doen, omdat daar door altijd de een of de ander er schade van gehad zou hebben. Een daad, hebben wij nooit kunnen stellen, zegt spreker.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1935 | | pagina 49