I»
lb
- 25 -
Wat de door den heer van Hasselt gemaakte opmerkingen van tech-
nischen aard betreft, merkt spreker op, ook bij deskundigen te
hebben geïnformeerd, waarbij hem gezegd werd, dat men met het
vervoer van den grond door middel van dergelijke schuiten niet
verder aan den kant kan komen dan tot waar zo nu gebracht worden.
Wethouder DE MOOR wil beginnen met er op te wijzen dat hij, zoo
als reeds door den heer Veriinden werd ongemerkt, in de vorige
vergadering tot driemaal toe den raad om machtiging heeft gevraagd
tot het door B W doen nemen van die maatregelen, welke in het
belang van de gemeente noodig zouden blijken. De raad zweeg daarop
m alle talen en vond blijkbaar neer vermaak in een niet meer
wetend verhuren van een voetbalterrein dan zich bezig te houden
met den ernst van den dijk aan den GeertruidapolderHet gevolg
hiervan was, dat de vergadering door den Voorzitter werd gesloten
zonder dat de gevraagde machtiging verleend was. Er is thans een
maand verstreken en we zijn voortgegaan om het begonnen werk van
herstel van den dijk af te maken. Hadden we dat niet gedaan en
de dijk was bij een der laatste stormen doorgebroken, dan gelooft'
spreker dat we hier van den heer van Hasselt of een der andere
heeren nog wel iets heel anders gehoord zouden hebben.
Sprekerwil even de kwestie in ho.ar geheele verloop nagaan en
dan moet hij op de eerste plaats zeggen, dat alles waf we nu ge
hoord hebben, achterwege had kunnen blijven, Wanneer het vorige
college van B W in deze zijn plicht had gedaan en de zaak niet
had laten versloffen. Uit de stukken, die spreker omtrent deze
zaak heeft, blijkt dat op 4- Mei 1932 het vorig college van
gedeputeerde staten het verzoek kreeg om maatregelen te treffen
tot verbetering van den dijk en zoo mogelijk te trachten tot
overeenstemming daaromtrent te komen met de belanghebbenden. Er
^o^eurde echter in 1932 niets, evenmin in 1933. Eerst in Augustus
193iS toener een rapport van den commissaris van politie in
kwam, waarin op den slechten toestand van den dijk werd gewezen
en op het gevaar van doorbraak, Wp„arbij ook de gemeente bad— en
zweminrichting groote schade zou kunnen lijden, werd het collep-e
schijnbaar wakker, want kort daarop, te weten 16 Augustus 1934-/
schreef het college een brief aan de ingelanden van den achter-
liggenden polder met verzoek om een bespreking ten stadhui ze.
Deze bespreking leverde echter niets op en er gebeurde weer niets.
Het eigenaardige hierbij was, dat geen plannen werden ge
maakt tot verbetering van den dijk, maar het college er toe over
cle eenvoudige boertjes bang te maken, doordat men bij dat
onderhoud liet doorschemeren, dat, als de dijk eens zou doorbreken
zij niet in staat zouden zijn den dijk te herstellen, en hun eigen
dommen daardoor wel eenswaardelo-ss zouden kunnen worden, Zooiets
durfde een ooilege te zeggen, terwijl het hem bekend was, dat het
ingevolge sub 0 van artikel l van het reglement op de waterkeerin-
gen voor Noordbrabaatvoor het onderhoud van den dijk aansprake-
lijk was, hetgeen ook cloor den adviseur vein de gemeente in deze
den heer Kuypers nota bene de compagnon van den heer van Hasselt -
m zijn advies aan den directeur van gemeentewerken erkend wordt.
De kwestie dateert van jaren herwaarts en het vorige college
heeft door te voldoen aan het bepaalde in artikel 5 van het des
betreffende reglement, n.l. tweemaal per jaar verslag uit te bren
gen omtrent den toestand waarin de zeedijken onder zïjn beheer
staande, zich bevinden, erkend, dat de gemeente voor den toestand
van den dijk aansprakelijk is. Nu kan men wel zeggen, dat is een
algemeene opgave, maar dan zou spreker toch willen vragen, waarom
wprdt dan daarbij de dijk in den Augusta—polder niet vermeld?
Spreker zou ook willen vragen, waarom heeft de heer van Hasselt
als lid van het vorige college deze zaak niet uitgezooht, zooals
hij.net nu ons wil laten doen? Dan was de kwestie misschien al
aug opgelost geweestOverigens is deze materie van te veelziidi—
gen aard om op de vragen van den heer van Hasselt nu direct een
volledig antwoord te geven.
Wat de kwestie van uitvoering van het werk betreft, zegt spreker
at hiervoorgeen aanbesteding gehouden is om zooveel mogelijk
werkl00zen aan dit werk te kunnen plaatsen. Het is te beschouwen
als werkverruiming, waarbij gewerkt wordt tegen een uurloon van
35 cent onder bepaling, dat het loon ingaat bij het vertrek uit
uestad, en de thuiskomst geisgeld is naar gelang het tij. Van sabo
tage of moeilijkheden bij het werk is spreker niets gebleken, in-
OA,