23 - Wanneer spreker zijn meening over deze aangelegenheid wil zeggen dan vraagt hij zich op de eerste plaats af, wie het beheer over bedoelden dijk heeft, Neemt men aan, dat dit beheer bij Franken berust, omdat deze er de eigenaar van is, dan is het juist, dat de gemeente belast is met het toezicht. Enkel toezicht dus, hetgeen beheer uitsluit. Wanneer het dus juist is, dat het beheer bij Franken zou berusten, dan heeft de gemeente er niets mee te maken en kan slechts door gedeputeerde staten, overeenkomstig het bepaal de in artikel 38 van het reglement op de waterschapsbesturen het bevel tot herstel van den dijk gegeven worden, indien Franken daar in nalatig zou blijven. Dus niet het gemeentebestuur kan in dit laatste geval opdracht geven tot het herstellen van den dijk op kosten van den nalatige, maar dit moet geschieden op bevel van gedeputeerde staten. Dat bevel is er niet en dus handelen B W in strijd met de wet. Bovendien handelen B W thans ten opzichte van Franken ook onrechtmatig, want de gemeente heeft in dit geval absoluut niets met den dijk te maken. Logischerwijze volgt hier dan uit, dat dan ook verhaal van kosten op Franken absoluut uit gesloten is. Nog andere bepalingen echter hebben spreker de meening gegeten, dat het gemeentebestuur hier verkeerd handelt. Het poïïtiereglement op het toezicht van waterschappen in de provincie Noordbrabant wijst bij artikel 1 sub b aan als dijkbestuur voor dijken waar geen waterschap of polderbestuur is, het gemeentebestuur. Dat is dus hier het geval, wont deze dijk is niet in beheer bij een waterschaps- of polderbestuur. Maar wanneer men hierop zou willen doorgaan, dan krijgen we de andere bepalingen van dit reglement en dan zal eerst en vooral moeten worden uitgemaakt wie de onder houdsplichtige van dien dijk is. Dat moet naar sprekers meening toch achterhaald kunnen worden. Er zal toch altijd nog wel een concessie zijn van de familie de Kok-Daverveldtde vroegere eigenaars van dien dijk. Door splitsing van eigenaars kan hetdan gebeuren, dat dit politiereglenent van toepassing wordt, tenminste wanneer die splitsing niet op een onwettige wijze is geschied, want in dat geval heeft het gemeentebestuur er weer niets mee te maken en moeten gedeputeerde stalen het bevel geven tot herstel van den dijk. Wanneer het politiereglenent van toepassing zou zijn, dan moet de dijk ook op denlegger voorkomen. Dat kan het gemeente bestuur ook nagaan. Staat hij op den legger, dan is het beheer en onderhoud van den dijk bij het dijkbestuur, volgens art.3 van het politiereglenent. Daarmede hebben we dus weer een nieuwe vraag, n.l. of deze dijk op den legger voorkomt? En die vraag had door het gemeentebestuur beantwoord moet,en worden alvorens het in deze iets had kunnen doen. Een volgende vraag is, of het beheer over den dijk ook onderhoudsplichten inhoudtt Spreker bedoelt hier onderhoudsplicht van de gemeente en niet van Franken, In het eerste door spreker genoemde geval zou de gemeente dus absoluut geen verhaal op Franken hebben voor de door haar gedane herstellingen. In het tweede geval, als het onderhoud bij Franken berust, mag de gemeente het onderhoud ook niet op zich nemen,want zij heeft er dan niets mee te maken, maar moet het bevel tot herstel van den dijk gegeven worden door gedeputeerde staten, Volgens art,38 van de wet van 10 November 1900, heeft Franken niets met de door de gemeente gezonden sommatie tot herstel van den dijk te maken, maar moeten gedeputeerde staten daartoe het bevel geven. Naar sprekers meening moet dan ook thans een diepgaand onderzoek in deze kwe,stie ingesteld worden, waarbij moet komen vast te staan of de gemeente onderhoudsplichten heeft of anderen, Z.i. heeft de gemeente die niet, en moeten dit dus anderen zijn. Of die anderen nu Franken is of iemand anders, doet er niets toe, de gemeente stond er dan in elk geval buiten en had eerst het bevel van gede puteerde staten moeten uitlokken. Hetgeen nu is gebeurd, is niets anders dan het overijld treffen van kostbare financieele maatrege len door de gemeente zonder dat vaststaat, of men er wel het recht toe heeft en of het mogelijk is de gedane uitgaven te verhalen. Spreker heeft gemeend deze opmerkingen te moeten maken voor wat he juridische zijde van het vraagstuk betreft. Hierna komt spreker aan de wijze van uitvoering van het werk. En dan zou hij op de eerste plaats willen vragen, waarom dit werk niet is aanbesteed?

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1935 | | pagina 45