De heer FRANKEN zegt met verwondering geluisterd te hebben naar
hetgeen de heer Kiepe omtrent deze aanbeveling naar voren bracht.
Niets daarvan is opgekomen bij degenen, die deze voordracht hebben
ingediend. De werkliedenvereeniging heeft den heer van Bommel als
nr.1^voor deze oommissie voorgedragen omdat deze ook in de steun-
commissie reeds in de plaats van den heer Bakx gekomen was en men
voor deze twee functies een en dezelfde persoon wilde behouden,
Daar zit geen enkele politieke beteekenis achter.
De heer 'VERLINDEN merkt op,dat de beweringen van den heer Kiepe
een slag zijn in het aangezicht van de R.K.werkliedenvereeniging
St.Gerardus Majella, daar de aanbeveling van deze personen wel door
B W aan den raad wordt voorgelegd, maar voor 90<fo afkomstig is van
genoemde werkliedenvereeniging.
De neer DIELISSEN is het eens met de opmerking van den heer Ver
linden en sluit zich bij dj.ens woorden geheel aan.
De heer WA'LDER wil, nu de S.D.A.P. in deze kwestie door den heer
Kiepe ook genoemd is, hier wel een en ander over zeggen, en dan op
de eerste plaats protesteeren tegen de door den heer Kiepe gedane
beweringen, als zijnde iets waaraan spreker zelfs nog niet gedacht
heeft. Van deze beele geschiedenis wist spreker niets voor hij de
agenda thuis kreeg. Toen las hij, dat de heer van Bommel werd voor
gedragen en hij heeft daar verder niets achter gezocht. Spreker ge
looft echter, dat de zaak in deze dieper zit, en men het kind wei
bij^den waren naam kan noemen. En dan schijnt het, dat de heeren er
moeilijk over heen kunnen bij wat gebeurd is voor en na de raads—
en wethoudersverkiezingen. Als de heer Kiepe echter denkt op een
dergelijke minder faire wijze te keer te moeten gaan, dan vindt
spreker dat niet juist.
De heer KIEpE protesteert hiertegen, en merkt op,dat hij als lid
van den raad hier zal zeggen hetgeen hij meent te moeten zeggen.
Hn wanneer hem dan iets speciaal opvalt, dan zal hij daarover zijn
bemerkingen maken zonder dit eerst aan den heer Walder te gaan
vragen. Spreker heeft met diens smoesjes niets te maken,
De heer WALDER merkt op,dat de heer Kiepe zich nu boos maakt
omdat hij het kind bij den waren naam noemt.
De heer KIEpE zegt zich niet boos te maken. De heer Walder kan
z.i. echter beter eerst in eigen boezem kijken voor hij een ander
unfairheid verwijt..
De VOORZITTER tracht door gehamer aan dit debat een einde te
maken en merkt op,dat de heer Walder aan het woord is.
De heer WALDER zegt,dat de heer Kiepe hem telkens in de rede
valt.
De heer KIEpE zegt,dat de heer Walder zelf nooit anders doet.
De heer WALDER merkt op, dat hem bij dit voorstel niets is op
gevallen en hij het heel gewoon vond.
De heer KIEpE zegt,dat de heer Walder dan ook al niet ver ge
keken heeft, hetgeen trouwens ook wel te begrijpen is. Maar spreker
is het wel opgevallen en daarom heeft hij het ook naar voren ge
bracht. Overigens zegt spreker met de praatjes van den heer Walder
niets te maken te hebben.
De heer WALDER; Het is niet prettig, ik geef het toe, maar er is
2001n spreekwoord, hoe is het ook weer, van Tijl Uilenspiegel.
De heer KIEpE; Als gij het niet weet, vraag het dan maar aan De
Jong, die weet het wel.
De heer WaLDER begrijpt niet,dat de heer Kiepe nu weer met deze
opmerking komt. Hij zou den heer Kiepe toch werkelijk den raad wil-
~en geven niet op deze manier door te gaan, want dat valt niet in
goede aarde bij de menschen. De heer van Hasselt heeft ook eens
een opmerking gemaakt en een soort storm ontketend, hetgeen ook in
alles behal've goede aarde gevallen is; men heeft dat overal kunnen
nooren. Wanneer men obstructie wil voeren, moet deze gezond en
rechtvaardig zijn, en dan zal de raad wel steunen, maar op een der
gelijke manier dingen naar voren brengen en er menschen bij te
slepen, die van den Prins geen kwaad weten, gaat niet op.
De heer VAN HASSELT wil,nu zijn naam genoemd is, ook wel even
at zeggen. Hij heeft over deze kwestie gezwegen, omdat het sop de
oi niet waard^is en de heeren zelf moeten weten wat ze doen. Dat
prekers opmerkingen betreffende de kwestie, welke in de vorige ver-
hp eï11^ boor hem werd aangesneden, niet de sympathie hadden van
1V!$a menschen, kan spreker zich voorstellen en hij weet ook wel
tPffpW n hoek de wind waait, als de heer Walder dat zegt, Daar-
f spreker wel verklaren, dat hij misschien met heel wat
menseden in aanraking komt dan de heer Walder en die dachten