- 2 - Wethouder DS MOOR merkt op,dat dit heel aardig door den Voorzit ter gezegd is, maar dat hij, althans in openbare vergadering, momen teel geen nadere mededeelingen omtrent de plannen van B W voor werkverschaffing doen kan. Er zijn echter groote plannen in voor bereiding, waaraan hard gewerkt wordt om tot de uitvoering te kunnen komen. De heer WALDER meent,dat van de zijde van B W toch de toezeg ging gedaan zou kunnen worden, dat de nieuwe objecten voor de werk verschaffing met den grootst mogelijken spoed sullen worden gereed gemaakt en aan den raad worden voorgelegd. Wethouder DS MOOR zegt die toezegging wel te kunnen doen. Er zijn inderdaad enkele groote plannen, maar hij kan daar nu nog niet meer van zeggen, omdat hij nog niet weet, wat lukken zal en wat niet. De heer SOHUYL zou dan toch in besloten zitting die nadere mede deelingen ven den wethouder willen tegemoet zien. De raad weet dan. ^at er in de naaste toekomst gebeuren zal, temeer daar men binnen kort geheel zonder werkverschaffing zal zitten. Er zijn thans ruin 1200 geheel werkloozen en 300 gedeeltelijk werkloozen, welk getal in den komenden winter ongetwijfeld nog zal toenemen. En als men dan weet, dat men misschien 3 maanden zonder werkverschaffing zal zitten dan meent spreker met vrijmoedigheid aan B W te mogen vragen,of al het mogelijke gedaan wordt om te voorkomen, dat de werkverschaffing stopgezet moet worden bij gebrek aan nieuwe objecten. Hij heeft ge hoord, dat de werkverschaffing aan de haven stopgezet is, althans is ingekrompen. Spreker wil daarom vragen, of B W bereid zijn in besloten zitting tegemoetkomende toezeggingen te doen, die ten deze eenige bevrediging kunnen schenken. Wethouder MUSTERS wil er op wijzen, dat de medewerking bij de departementen niet zoo vlug gaat. Drie weken geleden is hij nog naar het Westland ge\?eest, waar'een ploeg van werkloozen uit deze gemeente geplaatst zou kunnen worden. Die zaak was hier reeds geheel voor elkaar. Toen kwam er echter een administratieve maatregel tus- schen met het gevolg,dat we nu weer enkele weken verder zijn en die menschen nog niet tewerkgesteld zijn kunnen worden. Spreker haalt dit maar aan om aan te toonen dat,ais er geen medewerking van hooger- hand is, B W ook vast zitten. Wethouder DE MOOR zegt zelfs in besloten zitting niet veel over deze aangelegenheid te kunnen zeggen. Dat zou dan in elk geval een geheime zitting moeten zijn, want elk woord, dat er naar buiten over uitgaat, zou fnuikend kunnen zijn om de plannen doorgevoerd te krijgen. Spreker zou willen vragen, of do heer Sehuyl genoegen zou kunnen nemen met een maand uitstel, dan zal hij hier meer over kunnen zeggen dan nu. De heer WALDER is van oordeel,dat men de menschen beter kan laten werken dan steun verleenen. Hij meent,dat men ook in den Haag op dit standpunt staat en daarom verwondert het hem, dat daar voor de werkverschaffing in onze gemeente niet die medewerking verleend wordt die men zou mogen verwachten. Naar sprekers meening zal met een sterker aandringen in deze meer kunnen worden bereikt. De VOORZITTER wijst er nog op,dat hij ook aan de commissie voor warkverruiming in West-Brabant heeft verzocht deze zaak bij den minister te steunen. Dat is ook gebeurd en bij het onderhoud, dat de voorzitter en secretaris op het departement hieromtrent hadden, kregen zij er een gunstigen indruk van mee. Alles zal dan ook in het werk gesteld worden om in deze zaak alsnog een gunstig resultaat te bereiken. De heer SCHEFFELAAR is het niet eens met de bewering van den heer Walder als zou de regiering niet voldoende mede werken ten aan zien van de werkverschaffing. In dit verband wil hij er op wijzen, dat door het vorig ooilege een plan voor werkverschaffing was ont worpen, waaraan voor jaar werk was, en dat door den minister was goedgekeurd. De raad heeft dat voorstel echter verworpen en het is dan ook niet, dat de regeering tegenwerkt, maar men heeft zelfde glazen ingegooid door het voorstel niet te aanvaarden. De heer SOHUYL zegt,dat deze mededeeling van den heer Scheffelaar niet heelemaal juist is, wanneer hij zegt,dat de raad dat voorstel verworpen heeft. Niet de raad heeft dat gedaan, maar een meerderheid in den raad. Sprekers fractie heef't zich toen wel degelijk voor het aannemen van dat voorstel uitgesproken. Wat de toezegging van den heer De Moor betreft, kan spreker wel niet anders dan zich voorloopig daarbij neer leggen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1935 | | pagina 24