'M
- 19 -
achteruit zal gaan en de gemeente niet meer in staat zal zijn den
grond kwijt te raken. Hij kan zich dan ook niet vereenigen met het
systeem,dat de dienst van openbare werken hier blijft doorvoeren.
Het zal z.i. de bouwlust, zij het niet geheel, dan toch voor een
groot deel teniet doen.
Op de tweede plaats zou spreker het willen hebben over het ter
rein,dat door de gemeente aangekocht werd van den heer Asselbergs
en da,t de gemeente met de kosten van werkverschaffing voor het
bouwrijp maken op ongeveer f.100.000,kwam te staan. Hij heeft
thans gegrien, dat op dat terrein een voetbalvereeniging haar wed
strijden speelt en er zelfs al een schutting om heeft laten zetten
Dat alles wijst er op,dat dit voetbalveld niet iets is van tijde-
lijken aard,maar dat het er langer zal blijven. Ook dat vindt
spreker niet juist en waar overeenkomstig art.172 van de gemeente
wet het verhuren van terreinen tot de bevoegdheid van den raad be
hoort, hoopt spreker,dat B W hieromtrent ten spoedigste nadere
mededeelingen aan den raad zullen doen. Hij hoopt ook,dat zoo
spoedig mogelijk voor dat terrein een verkavelingsplan aan den
raad zal worden voorgelegd en de verkoopsprijs zal kunnen worden
vastgesteld,opdat zoo spoedig mogelijk met den verkoop begonnen
kan worden. Spreker wijst er op,dat door den raad besloten is een
nieuw uitbreidingsplan voor de gemeente te maken. De kom van de
gemeente, waarvoor de gemeente zelf de noodige bouwvergunningen
kan verleenen, valt daar niet onder. Gezien nu de bouwlust die er
nog bestaat en de regelmatige bebouwing aan Hazenkopweg,Huyberg-
schebaan enz., gelooft spreker,dat spoedig de kom van de gemeente
zoover verlegd moet worden. De gemeente heeft dan meer vrijheid
en kan de bouwlust weer aangemoedigd worden. Smaken verschillen,
dat weet spreker heel goed, maar als men woningen ziet,waarbij
het dak hooger is dan de gevel, dan zal men toch niet zeggen,dat
dit nu zoo erg mooi is. Bovendien krijgen de menschen op die
manier een ruimte die veel geld kost,maar waar niemand, iets aan
heeft. Spreker is van oordeel,dat de overheid het bouwen in de
hand moet werken en niet moet tegenhouden door het maken van be
palingen als we hier hebben. Spreker heeft gemeend dit op de eer
ste plaats in het belang der gemeente te moeten zeggen.
Wat het tweede punt betreft, behoeft spreker aan zijn verzoek,
dat hij alsnog even wil voorlezen, niets toe te voegen. Hij had
gedacht,dat B W daarop direct een antwoord zouden hebben gegeven
Het verzoek dat door spreker werd ingediendluidt als volgt:
"Uit de plaatselijke pers is mij bekend geworden, dat voor
rekening van de gemeente, dö dijk, eigendom en in beheer en onder
houd bij den hoer Franken, is versterkt geworden tijdens de laat
ste najaarsstormen.
Zijn B W bereid in de vergadering van Vrijdag 25 October 1935
den raad mededeeling te doen, uit welken post van de begrooting
deze kosten zullen worden bestreden en hoeveel die kosten hebben
bedragen, en of zij voornemens zijn de daarvoor gemaakte kosten
op den eigenaar te verhalen.
Wethouder DE MOOR zegt,dat hem de opdracht aan den heer Juten
tot verkoop van den grond aan de Moerstraatschebaan niet bekend
was. Wel heeft het college een brief ontvangen van een juffrouw
betreffende aankoop van dien grond, maar niet van een man. Overi
gens begrijpt spreker niet,dat de héér Juten hier met bemerkingen
komt over de grondpolitiek van de gemeente. Immers, deze is nog
precies dezelfde als ze onder het wethouderschap van den heer
Juten werd gevoerd. Spreker heeft die zaak gewoon overgenomen en
er nog geen enkele wijziging in gebracht. Wat de verkaveling van
bepaalde terreinen betreft, is deze door loopende onderhandelingen
tegen gehouden,zooals den heer Juten bekend is. De plannen zijn
thans in voorbereiding er\/binnen niet te langen tijd aan de com
missie en den raad worden voorgelegd. zullen
Wat het verhuren van het terrein aan een voetbalvereeniging
betreft, daar weet spreker niets van, of het zou dit moeten zijn,
dat Zulke nog gebeurd is door het vorig college. Door'het tegen
woordige college is slechts toestemming gegeven tot het plaatsen
van een schutting, en dat is.geschied onder zoodanige voorwaarden,
dat, wanneer de gemeente het terrein noodig heeft, die schutting
binnen een maand opgeruimd moet zijn.
De heer JUTEN zegt er niets van te weten,dat het vorig college