- 16 -
als z®uden wij deze kwestie naar voren hebben gebracht om een der
wethouders onaangenaam te zijn, is niet waar, zegt spreker. Hij
is met deze zaak gekomen omdat het hier betrof een naar zijn mee—
ning onrechtmatig optreden van de bedrijven, en dat is z.i. toch
wel duidelijk uit de stukken gebleken.
De heer KIEpE is van meening,dat men den heer Walderwat op
den mouw gespeld heeft, toen hem verteld werd, dat de fitter—
deurwaarder op 3 September niet bij v.Oevelen geweest is. Spreker
weet pertinent, dat hij daar toen wel geweest is. Toen spreker
dien middag van de raadsvergadering kwam, dus de vergadering waar
in de wethouders benoemd werden, zat juffrouw v.Oevelen al ruim_
een half uur bij hem thuis te wachten, en deelde ze hem de fraaie
uitdrukking mede, welke door den fitter nog slechts een uurtje
geleden aan haar woning geuit was. Dat is dus heel iets anders
dan de heer Walder hier vertelt.
De heer WALDER zegt,dat men dan tegen hem gelogen zal hebben.
De heer KIEpE zegt hier slechts de waarheid te hebben verteld.
Hij wijst er verder op,dat door den heer Meerbach hier wel een^
mooie beeldspraak is gehouden van een muis en een berg, maar hij
zou den heer Meerbach ook wel eens willen hooren, als^men hem
veertien dagen geheel zonder water liet en hij zich nieo kon was-
schen of scheren. Spreker gelooft,dat het dan heel anders zou
klinken.
Wethouder MEERBACH merkt op,dat hij toch het water niet ft
laten afsluiten.
De heer KIEpE zegt,dat hij dit nog veel minder gedaan heeft,
want het gebeurde juist op den middag,dat de nieuwe wethouders
gekozen werden. Het nieuwe college had dus maatregelen daartegen
moeten nemen.
Wethouder MEERBACH is van oordeel,dat de heer Kiepe daar al
veel eerder voor had kunnen zorgen. Wanneer de heer Kiepe als
wethouder van de bedrijven in het vorige college geheel en al de
voorschriften der verordening in acht had genomen, dan was de
zaak vóór 3 September volledig afgedaan geweest.
De heer KIEPE zegt er voor te hebben gezorgd,dat de zaak in
orde kwam,maar als men dan achter zijn rug op zulk een dag de
waterleiding gaat afsluiten, en de genomen besluiten negeert,
kan spreker daar ook niets aan doen. Hij zou ook wel eens willen
weten, wat. de fitter krijgt, die de oorzaak van dit alles geweest
is.
De VOORZITTER zegt,dat die van B W nog wel het ncodige krijgt,
Wethouder MEERBACH blijft er bij,dat de heer Kiepe de zaakter
beslissing aan de commissie had moeten voorleggen, welk besluit
hij daarna in B W had moeten brengen.
De heer KIEPE zegt,dat hij dat gedaan heeft en de commissie
wel degelijk besloten heeft,dat geen aanslag mocht worden opgelegd,
WathouderfMEERBACH zegt,dat ar geen besluit hieroiatrftat van de
commissie is. Er staat ook niets van in de notulen.
De heer KIEpE zegt,dat het besluit wel degelijk genomen is.
Spreker heeft het de 'leden ieder afzonderlijk afgevraagd. Dat der
gelijke kwesties niet genotuleerd worden, is sprekers schuld niet.
Wethouder MEERBACH merkt op,dat hij daar zeer zeker op gestaan
zou hebben. In elk geval houdt spreker zich aan de verordening,
en heeft de heer Kiepe dit om naar sprekers meening vergeeflijke
redenen niet gedaan.
De heer KIEPE blijft er bij,dat de zaak in de commissie behan
deld en daar een beslissing genomen is als door hem medegedeeld.
Laten de heeren,die in de commissie zitting hebben, er hier maar
voor uit komen,zegt spreker.
De heer DIELISSEN zegt,dat deze zaak niet in de commissie be
handeld is. Spreker kan er zich tenminste niets van herinneren.
De heer KIEPE zegt,dat alle leden van de commissie eenparig
waren in hun oordeel,dat de man niet aangeslagen behoorde te
worden. Alleen de directeur der bedrijven was er tegen.
De heer FRANKEN is van meening, dat men wel van dit punt kan
afstappen, daar nu duidelijk gebleken is, dat de menschen hun geld
zullen terug krijgen,wanneer zij daartoe een verzoek indienen.
De heer VAN HASSELT merkt op,dat over deze kwestie reeds veel
gezegd is en er nog veel over te zeggen zou zijn. Hij wil dat
echter niet doen om de zaak nog niet kinderachtiger te maken dan
ze reeds is. Hij wil er echter nog op wijzen, dat recht en billijk
heid twee afzonderlijke dingen zijn. Waar nu vaststaat, dat deze
aanslag ten onrechte is opgelegd, en de wethouder zelf reeds heeft