M - 15 - restitutie,waarop zij antwoordde, dat zij dit wilde doen. Spreker is later naar het stadhuis gegaan, en vernam daar, dat nog geen verzoek was ingediend. Om de zaak op het juiste pad te "brengen, heeft spreker toen zijn zoon naar juffrouw van Oevelen gestuurd met de boodschap eens bij mij te komen. Mijn zoon, die daar beter in thuis is, zou dan dat verzoek wel even in orde maken. Spreker heeft daarbij laten vragen om een witte enveloppe mee te bren'gen, omdat hij zelf geen onbedrukte enveloppen had. Dat is dus heel iets anders dan de heer van Hasselt hier naar voren heeft gebracht zegt spreker, want hij is niet naar die juffrouw gegaan, maar die juffrouw is bij hem gekomen. Spreker is ook van meening.dat men als advocaat de menschen beter behoort voor te lichten inplaats van leugens te vertellen en de zaak op stelten te zetten. De VOORZITTER verzoekt den heer Boschman om meer parlementair te blijven. De heer BOSOHMAN zegt dat hij geen leugens vertelt en men dat van hem ook niet moet doen. Spreker heeft de zaak in het goede spoor willen brengen, maar de heer van Hasselt heeft die menschen aangeraden om geen verzoek om restitutie te doen en daarom is dit ook niet gebeurd. Anders was deze zaak al lang in orde geweest. De heer SCHUYL is het eensdeels eens met den heer Boschman en anderdeels met den heer van Hasselt. Door dezen laatste is opge merkt, dat, nu gebleken is, dat de aanslag ten onrechte is opge- gelegd, niet het kinderachtige standpunt moet worden ingenomen, dat tah eerst een verzoek om restitutie moet worden ingediend. Spreker voelt ook niets voor een kinderachtig optreden in deze en wil daarbij liever elke kleingeestigheid uitschakelen. Hij wil echter de zaak zuiver stellen en dan komt het hem voor,dat het toch inderdaad de aangewezen weg is om volgens de verordening te handelen. Immers, wanneer spreker te hoog is aangeslagen in de belasting en hij gaat met z'n aanslag en z'n bewijsstukken naar den inspecteur, dan zal deze hem ook gelijk geven, maar hem tevens wijzen op de wettelijke bepalingen,die voorschrijven, dat hij voor restitutie een schriftelijk verzoek moet indienen bij de aange wezen autoriteiten. Spreker vraagt zich af, welk bezwaar er nu in deze zaak tegen is om den aangewezen weg te volgen? Men wil nu iets forceeren, wat op heel gemakkelijke wijze voor elkaar ge*, bracht kan worden. De heer VAN HASSELT is van meening,dat de vergelijking van den heer Schuyl hier niet opgaat, omdat het hier een heel ander geval betreft. De heer SOHUYL is het daarmede niet eens. De heer WALDER zegt zijn voelhorens naar aanleiding van deze zaak ook eens te hebben uitgestoken en is daarbij tot de overtui ging gekomen, dat het feit der overtreding vast staat. Daarmede heeft men z.i. dan ook alleen te maken en niets met de daaromheen geweven oudewijvenpraatjes. Bij het gesprek,dat spreker met den fitter-deurwaarder gehad heeft, is hem gebleken, dat deze op 3 September niet eens aan' de woning van v.Oevelen geweest is. Hij is daar wel geweest op 5 September en enkele malen in Augustus. Hij kan dus op 3 September de uitdrukking,als door den heer Kiepe aangehaald, ook niet gebezigd hebben. Overigens is spreker ook van meening, dat een verzoek om restitutie behoort te worden in gediend en deze zaak reeds in orde zou zijn geweestwanneer de heer van Hasselt dit niet had tegen gehouden,zooals de heer Bosch man beweert. Tenslotte merkt spreker nog op,dat z.i. deze kwestie niet eens in den raad thuis hoort. De VOORZITTER is het met de laatste opmerking van den heer Walder volkomen eens. Spreker zou een besluit van den raad in deze kwestie zeer zeker ter vernietiging aan de Kroon kunnen voor dragen. De heer VAN HASSELT kan het niet anders dan kinderachtig noe men, dat de menschen gedwongen worden toch nog een verzoek in te dienen, niettegenstaande zij geheel in hun recht staan. De rede neering van den heer Schuyl gaat hierbij niet op, omdat dit geval zelf heel anders is. Wat de opmerkingen van den heer Boschman be treft, heeft deze wel gezegd, dat spreker zou hebben gelogen,maar uit het verdere verhaal van.den heer Boschman blijkt wel,dat dit niet het geval is. Immers, de heer Boschman heeft zelf verklaard, dat hij z'n zoon naar die menschen heeft gestuurd en daarbij heeft laten zeggen,dat ze een witte enveloppe mee moesten brengen. Hetgeen de heer Boschman er verder allemaal bij verteld heeft,had spreker ook kunnen zeggen, maar hij heeft dat achterwege gelaten om de zaak niet erger te maken. Ook de bewering van den heer Bosch- 1

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1935 | | pagina 15