- 3 -
van plan was om naar Bergen op Zoom voor dit onderzoek te komen. Naar sprekers
meening was het toch de taak van B om bij dat onderzoek aanwezig te zijn en
zoonoodig de leiding daarvan op zich te nemen. Uit het rapport van den inspec
teur blijkt, dat niets daarvan gebeurd is en er zelfs geen enkele vertegenwoor
diger van het college bij geweest is. Nu weet spreker wel, dat door den wet
houder van sociale zaken tevoren reeds een gedeeltelijk onderzoek in deze zaak
was ingesteld, maar men hoeft daar niet veel aan gehad, omdat daarin werd afge
gaan op de verklaringen van den opzichter, aan wiens woorden alle geloof gehecht
wordtterwijl de verklaringen der arbeiders als onwaar worden bestempeld, zoo-
als spreker reeds in de vorige vergadering opmerkte. Het college had nu de ge
legenheid om een uitvoerig onderzoek in deze zaak in te stellen, doch het
heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Naar sprekers meening kon het thans inge
stelde onderzoek niet voldoen, omdat dit eenzijdig was en niemand van de tewerk
gestelde! daarbij is gehoord.
Als men dan ook in dat rapport tot de conclusie komt, dat er bij dia werk
verschaffing een geraffineerd sabotage-systeem bestaat, dan moet spreker tegen
een dergelijke uitdrukking ernstig protesteeren, als zijnde dit op z'n minst
zeer overdreven. Spreker vraagt zich ook af, hoe het wel mogelijk zou zijn een
dergelijk sabotage-systeem door te voeren op een werk waar de arbeiders gere
geld rouleeren en er dus telkens nieuwe menschen bij komen. Naar sprekers mee
ning is dat onmogelijk en had de inspecteur een dergelijke uitdrukking dan ook
niet in zijn rapport mogen gebruiken. Voor spreker blijft het, ook na de le
zing van het rapport, als een paal boven water staan, dat de bij dit werk te-
werkgestelden niet als mensch zijn behandeld, on hij vindt hot treurig, ^at^
cua tempo aan die arbeiders eischen gesteld worden, die niet normaal zijn. Te
voren was door den opzichter steeds genoegen genomen met het werk, hetwelk door
ae menschen gedaan werd. Het gaat naar sprekers meening toch niet aan, dat de
tewerkgestelden bij de werkverschaffing beschouwd worden als machines, zooals
bijvoorbeeld in groote chocoladefabrieken e«d., waar alles regelmatig over
den loopenden band gaat. Spreker blijft er bij, dat ook deze arbeiders recht
hebben op een behandeling als mensch, zooals hij reeds in devorige vergadering
naar voren bracht. Nog steeds zijn er thans arbeiders, die bij de wekelijksche
uitbetaling f.1,— te weinig krijgen. In dit verband wil spreker wijzen op de
bekende spreuk, dat de arbeider zijn loon waard is, en spreker hoopt, dat het
college daarnaar handelen en het ook in toepassing brengen zal, en alsnog een
ernstig onderzoek naar deze zaak zal instellon.
De heer MUSTERS wijst op de ingezonden stukken welke over deze zaak in de
dagbladen verschenen zijn, en waarbij in een dier stukken dezelfde meaning
naar voren werd gebracht als door spreker in de vorige vergadering. Spreker
doelt n.l. op de betere verdeeling der werkkrachten, waardoor vanzelf het werk
ook beter vlotten zal. Overigens is spreker nog van meening, dat de opzichter
niet altijd met den noodigen tact optreedt.
De hoer DIELISSEN is het in deze geheel eens met de heeren Schuyl en Musters
Ook hij is van meening, dat het beter geweest zou zijn, wanneer het college
van B W het onderzoek had geloid. Het is verre van aangenaam, zegt spreker,
wanneer men de geheele week z'n uiterste best heeft gedaan en men gaat dan bxj
de uitbetaling nog met f.1,— of f.1,50 te weinig naar huis.
Wethouder SCHEFFELAAR wijst er op, dat de heer Schuyl zich vergist met zijn
bewering, als zou de inspecteur der werkverschaffing het college van zijn komst
voor het onderzoek op de hoogte hebben gesteld. De brief, welke de heer Sch-iyl
hiervoor aanhaalt, en die ook bij de stukkon tor inzage heeft gelogen, is oen
schrijven van den inspecteur aan den heer v.d.Brink, naar aanleiding van de
door dezen ingediende klacht, d.d. 12 Juli 1935» Het door den heer Schuyl be
doelde en aan den heer v.d0Brink geadresseerde schrijven van den inspecteur
is gedateerd 15 Juli 1935, terwijl eerst op 24 Juli d.a.v. B daar kennis
van gekregen hebben, dus toen het onderzoek reeds gobeurd was. B waren van
dit onderzoek dus niet op de hoogte en hadden er ook geen uitnoodiging voor
ontvangen. Waarom door B W in deze zaak geen verder onderzoek is ingesteld
komt, omdat spreker nog steeds wacht op hot bericht, dat door de bestuursleden
der Bonden voor overleg in deze was toegezegd. Dit is den heer Schuyl ook be
kend. Overigens kan spreker mededeelen, dat deze zaak noch door hem noch door
het college als afgedaan beschouwd wordt. Er zal door het college nog wel de
gelijk een onderzoek worden ingesteld en nagegaan worden wat er waar is van
de ingediende klachten.
De VOORZITTER beaamt de woorden van den heer Scheffelaar, dat deze kwestie
voor het college nog niot afgedaan is, zulks temeer nu er weer in den raad
over gesproken is. Er zal zeer zeker nog een onderzoek worden ingesteld, ter
wijl de zaak ook met den heer van Buitenen besproken zal worden.
De heer SCHUYL wil it dan nog op wijzen, dat er verschillende manieren van
onderzoek zijn. Ook daaromtrent kan men van meening verschillen. Nu echter in
een openbare raadsvergadering klachten over dit werk naar voren waren gebracht,