Il - 7 - als datum van ingang in het besluit op te nemens 1 Januari 1934. De heer MUSTERS wijst er op, dat de raad vorigen keer reeds het besluit ge nomen heeft om de vrijstelling te doen ingaanop 1 Januari 1934, omdat hij van meening was, dat de bestaande onbillijkheid geheel moest worden weggenomen,en die zoowel voor 1934, als voor 1935 en 1935 bestond. Diezelfde meening is spreker thans nog toegedaan en daarom is hij er ook voor, de vrijstelling op 1 Januari 1934 te handhaven. De heer WALDEK zegt, dat er geen sprake is van een fout of onbillijkheid. De raad heeft geheel bewust de verordening op de straatbelasting vastgesteld. Omdat achteraf bleek, dat het beter was de gebouwen voor den openbaren eendienst vrij te stellen, heeft de raad dat toen gedaan. Nu de minister er beswaar tegen maakt om den datum der vrijstelling te bepalen op 1 Januari 1934 omdat over dat jaar de belasting reeds is ingevorderd, meent spreker, dat er niets op te gen is om overeenkomstig het advies van den minister de ingang der vrijstelling te bepalen op 1 Januari 1935. Wethouder JUTEN acht het noodig den raad even op den financieel en kant dezer zaak te wijzen, nu er hier zooveel stemmen opgaan om de over 1934 reeds betaal de belasting terug te geven. Wanneer men daartoe over gaat, dan zal men straks onder in den zak de strop vinden en daarom mag ook deze kwestie wel eens van dien kant bekeken worden. Wethouder VAN HASSELT is het met den heer Walder eens,dat er hier geen spra ke is van herstellen van een fout of onbillijkheid. Zoowel spreker als de an dere leden van den raad hebben bewust meegewerkt aan het vaststellen dezer verordening, maar toen uit een practisch oogpunt het voorstel kwam om de gebou wen voor den openbaren eeredienst vrij te stellen, heeft spreker er op gewezen, dat er z.i. geen enkel bezwaar tegen was om de vrijstelling te doen ingaan op 1 Januari 1934. Op dat standpunt staat spreker nog. Nu is door den heer Juten wel gewezen op den financieelen kant van die vrijstelling, maar daartegenover wil spreker even herhalen, hetgeen hij bij de vorige behandeling reeds naar voren bracht, n.l. dat,wnneer vrijstelling verleend wordt aan alle gebouwen voor den openbaren eeredienst niet alleen, maar ook aan alle patronaten en jeugdhuizen, dit de gemeente nog slechts op een mindere inkomst komt te staan van f„700,—Spreker meent, dat die strop, waarover de heer Juten het had, dus niet zoo groot zal zijn. Overigens wijst spreker er op, dat bij alle belastingen de gebouwen voor den openbaren eeredienst werden vrijgesteld, zelfs bij do wet op de goederen in de doode hand, welke toch speciaal in het leven geroepen is om gebouwen als deze te treffen. Op grond van dit alles ziet spreker niet in, waarom de gemeente die vrijstelling niet zou verleenen van den datum van in voering der belasting af, Z.i, is er geen enkele reden om dat niet te doen,en hij zal het voorstel van den heer Broekmsns den ook steunen. Daar het voorstel van den heer Broekmans voldoende gesteund wordt, brengt de VOORZITTER het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming met de uitdrukkelijke bepaling, dat, wanneer het voorstel van B W wordt verworpen, stilzwijgend geacht wordt het voorstel van den heer Broekmans, om de vrijstel ling per 1 Januari 1934 te doen ingaan, te zijn aangenomen. Bij de stemming wordt het voorstel van burgemeester en wethouders met 9-8 stemmen verworpen, en is hiermede dus het voorstel van den heer Broekmans aangenomen. Vóór stemden de heeren Ivruize, Dammers, Schuyl, ScheifelaarJuten, Walder, Becht en Kiepe. Tegen stemden de heeren van Hal, Mus'oers, van Kaam, Dielissen, van Kroon, BroekmansBoschman, van Hasselt en Simons. XI. VOORSTEL TOT HET, ONDER INTREKKING VAN DE BIJ RAADSBESLUIT VAN 26 APRIL 1935 VASTGESTELDE VERORDENINGEN",VAST STELLEN V AN VERORDENINGEN OP. DE_HEF- FÏNG'en' Of"de""INVORDERING .VAN BESj.iÊËCTËLiJI<E ZIEKTENGELDEN. "(Verzameling 1935, nr.72.) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig, het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. XII. VOORSTEL TOT HET IN D-ERKVERSGKAFFING VERDER UITDIEPEN EN VERBREEDEN_VAN DE vl.ARriETTT",">N''''r)E BuTteNHAVEN EN BET "ÖPH'OOGËN VAN EEN IN DE ONMIDDELLIJKE NABIJHEID''DAMVAN GELEGENIsOÜ^ND (Verzameling 1935, nr.71.) De heer SCHUYL wijst er op, dat bij de berekening iets vergeten is, n.l. enkele schuilplaatsen bij regenweer» Reeds bij de vorige uitvoering van dit ?/erk heeft spreker hier herhaalde malen om gevraagd, doch er is toen niets van gekomen en de raenschen moesten toen zelf maar zien, dat ze eenige beschüï* ting zochten, wanneer het ging regenen. Naar sprekers meening is dat niet zooals het behoort, maar dienen er vóór en achter aan het werk toch zeker een schuilplaats te zijn.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1935 | | pagina 86