schreef, geheel juist is. Spreker vraagt, daar voorgesteld wordt dit schrijven
voor kennisgeving aan te nemen, of 3 v/ er wel voldoende aandacht aani^eschon-
ken hebben en of deze gang van zaken moet worden opgevat als zouden B W het
er mee eens zijn,,
De VOORZITTER zegt, dat de brief van het bestuur der Ambachtsschool de volle
aandacht van B W gehad heeft. Spreker weet ook, dat het bestuur alle moeite
doet om de gebouwen in een behoorlijken toestand te houden, maar daarin belem
merd wordt, doordat de goedkeuring van den minister voor dergelijke plannen niet
verkregen wordt. Spreker is het met de commissie eens, en weet dit uit eigen
bezichtiging, dat de toestand van verschillende lokalen veel te wenschen over
laat. daar de gemeente thans in de gelukkige omstandigheid verkeert, dat onder
handeling on gaande zijn over den aankoop van den grond, waarop de Ambachtsschool
staat en die deze van het rijk in erfpacht heeft, meent spreker, dat dit een
goede aanleiding kan zijn om te gelegener tijd op deze aangelegenheid terug te
komen.
Wethouder VAN HASSELT onderschrijft hetgeen de voorzitter gezegd heeft,maar
hij wil bovendien wijzen op de omstandigheid, dat de gemeente de lokalen voor
de nijverheidsavondschool in huur heeft van de ambachtsschool» Als gevolg
daarvan draagt de gemeente voor 30/'. bij zn de kosten van deze laatste en zou
dat dus ook moeten doen, wanneer tot verbetering der gebouwen werd overgegaan.
Spreker zegt dit niet als argument tegen die verbetering, want hij erkent dat
die voor sommige lokalen werkelijk noodig is, maar als oen factor waarmede ook
rekening gehouden moet worden.
De heer SCHUYL zegt door de beantwoording van zijn opmerking grootendeels
bevredigd te zijn, Alleen wil hij er nog op wijzen, dat hij voor het werk der
commissie meer waardeering verwacht had bij het college.
Wethouder VAN HASSELT zegt, dat B W het werk der commissie zeer zeker
geapprecieerd hebben. Ret beste bewijs daarvan is wel, dat B VJ in hun schrij
ven aan het bestuur der ambachtsschool de bemerkingen der commissie geheel
hebben overgenomen. Wat overigens waardeering van werk betreft, wil spreker
erjeven de aandacht op vestigen, dat ingevolge de verordening de betrokken wet
houder voor alle vergaderingen der commissie moet worden uitgenoodigd. Sedert
de installatie der commissie echter, ongeveer een half jaar geleden, heeft
spreker geen enkele uitnoodiging voor een vergadering der commissie ontvangen.
Nu weet hij niet, of er in dien tusschentijd vergaderingen gehouden zijn, maar
hij vermoedt toch van wel, gezien ook het rapport, dat hier thans bebrefxende
de ambachtsschool is ingekomen.
De heer SCHUYL merkt op, dat zoover hij zich kan herinneren, er sedert de^
installatie der commissie geen officieele vergadering der commissie geweest is.
Voor het bezoek aan de ambachtsschool zijn de leden op een bepaalde plaats
bijeen gekomen en is het rapport naar aanleiding daarvan vastgesteld, echter
zonder vergadering.
Wethouder VAN HASSELT is van meening, dat het voornaamste stuk der commissie
n.l. het jaarverslag, toch wel in een vergadering zal zijn vastgesteld en aan
gezien dat verslag reeds is ingekomen, meent hij dat er ook wel een vergadering
gehouden zal zijn. Spreker begrijpt wel, dat de uitvoering der verordening
voor wat deze aangelegenheid betreft, niet tot de bemoeienis van den he®r
Schuyl behoort, maar hij heeft het even ter sprake willen brengen,opdat de
heer Schuyl er te gelegener plaatse de aandacht op zou kunnen vestigen,
kVereeniging tot bevordering van vreemdelingenverkeer te Bergen a^oom^
Bergen op Zoom 28 Februari 1935.
Toezending van het financieel verslag over het jaar 1934.
1. Dr.A,Grijns te Bergen op Zoom, Bergen op Zoom^ 13_AprilJ.935^
Rapport betreffende heb chemisch en bacteriologisch onderzoek van het water
der bronnen van de "Mondaf" per 2 April 1935.
De heer BROÉKMANS wil naar aanleiding hiervan opmerken, dat het hem is op
gevallen, dat ernstige waarschuwingen tot de burgerij zijn gerecht om me e
veel water te gebruiken. Hij is van meening, dat een gemeente als Bergen op
Zoom toch eén waterleidingbedrijf behoort te hebben, dat voldoendecapaci ei
heeft om te allen tijde de gemeente van het noodige water te voorzien, In ver
band met de thans genomen maatregelen wijst spreker ophetgeen vier jaren ge
leden door wethouder Juten is gezegd bij de uiteenzetting van het werkprogram
van het nieuwe college5 en waarin reeds vermeld werd, dat de installa ie van
het \®terleidingbedrijf niet meer geheel voor haar taak berekend was.
Wethouder JUTEN ontkent dit gezegd te hebben.
De heer BROEKMANS zegt, dat het •'och zoo is. In de notulen van 25 Septem
ber 1931 kan de heer Juten vinden, hetgeen hij toen gezegd heeft en dan leedfc
spreker daar o.m.s"De gemeente heeft zich, in 't bijzonder voor wat betreft de