5
IV, Gedeputeerde staten van Noord-Brabant, s-Hertogenbosch 21 November 1934.
G.nr.444, IVe afdeeling
Verzoek om over te gaan tot intrekking der besluiten van den raad tot op
heffing van de openbare lagere school en tot het aangaan van een gemeen
schappelijke regeling met de gemeente Roosendaal inzake toelating van
schoolkinderen uit deze gemeente op de openbare lagere scholen der gemeen
te Roosendaal.
(Voorgesteld wordt aan gedeputeerde staten te berichten overeenkomstig den
ter inzage gelegden concept-brief afd.II no.2/206 J.
De heer van KROON wijst er op, dat het advies der commissie voor onderwijs,
kunsten en wetenschappen het doet voorkomen alsof de geheele commissie het
daarmede eens is. Dat is echter niet het geval. Spreker heeft verklaard daar
tegen te zijn, temeer daar bij de behandeling in de commissie bleek, dat het
meerendeel der commissieleden en de voorzitter zelf geen heil zien in een beroep
bij de Kroon. Spreker is dus tegen opheffing der openbare school zooals hij
ook in eerste instantie verklaard heeft. Hij is daarbij nog versterkt in zijn
meening door het schrijven van den Inspecteur en den Hoofdinspecteur, die op
hetzelfde standpunt staan als spreker. Hij zal dan ook tegen dit voorstel
stemmen.
De heer SCHUYL merkt op, dat de stukken op dit onderwerp betrekking hebbende
niet in de portefeuille waren, toen hij de stukken voor den raad kwam in?,..? ~6
zoodat hij deze zaak dus niet heeft kunnen bestudeeren. Spreker meent, dax,
wanneer de stukken ter inzage gelegd worden voor de raadsleden, er ook voci ge
zorgd moet worden, dat inderdaad alle stukken er zijn, In verband met sprekers
beperkten tijd, is het hem niet altijd mogelijk nog eens terug te komen vo^r
inzage der stukken.
Op verzoek van den Voorzitter deelt de SECRETARIS mede, dat de betrokken
stukken eerst Dinsdag ter inzage zijn gelegd, omdat de kwestie nog in de ver
gadering van B W van Dinsdag behandeld moest worden.
De VOORZITTER zegt, dat de opmerking van den heer Schuyl volkomen juist is.
Daar uit de mededeeling van den secretaris blijkt, hoe het geval in elkaar zit
raaat hij den heer Schuyl aan, om, als vreer eens een stuk zou ontbreken, even
aan de bode te vragen, of deze het wil gaan halen.
De heer WALDER moet er zijn groote verwondering over uitspreken, dat men
met dit stuk weer terugkomt in den raad om in beroep te gaan, temeer, waar uit
de mededeelin^ van den heer van Kroon blijkt, dat ook de meerderheid der com
missie er geen heil in ziet om bij de Kroon in beroep te gaan. Spreker is het
daar geheel mee eens en ziet daar ook geen heil in. Hij vraagt zich afwat
nu gedaan moet worden. Hij is nog steeds tegen opheffing der openbare school
en vraagt, waar bij een doorgaan van die opheffing, de vrijheid blijft ten aan
zien van het onderwijs, om zijn kinderen te sturen naar de school welke men
zelf wil. Men moet toch niet vergeten, dat Bergen op Zoom geen plaats is van
5000, maar van 23.000 inwoners. Spreker heeft met genoegen het advies van den
inspecteur enden hoofdinspecteur gelezen en in groote lijnen is hij het daarme
de eens. Hij krijgt thans het idee, dat Mr. van Hasselt persé deze school weg
wil hebben. Gaat het niet langs den eenen, dan maar langs den anderen kant.
Spreker wijst er op, dat er nu toch een uitspraak van den inspecteur is, dat-
de kosten van het openbaar onderwijs hier niet abnormaal hoog zijn. De mogelijk
heid bestaat ook, dat, wanneer de kinderen vervoerd moeten worden naar Roosen
daal, de kosten nog hooger worden dan thans. Overigens is spreker van meening,
dat het mogelijk is de kosten hier nog omlaag te brengen door overleg met de
schoolbesturen» De inspecteur zegt ook, dat het niet billijk en wenschelijk
is de openbare school op te heffen. Men zou een onrecht doen aan dat deel der
bevolking, dat het openbaar onder./ijs voor zijn kinderen het beste acht, en
ontneemt dezen menschen de vrijheid, waarop zij recht hebben, In dit verband
wijst spreker op de spreuk van Voyant in den Senaat van Frankrijk, waar hij
zeides "Wij eischen van jullie de vrijheid en die moet gij ons geven volgens
jullie principe, maar wij geven jullie die vrijheid niet, want dat is volgens
ons principe". Zoo is het ook met deze schoolkwestie. Tenslotte merkt spreker
op, dat de openbare scgool hier beslist wel meer leerlingen zou krijgen, wan-
neer er eens wat reclame voor gemaakt werd.
De heer BECHT vindt het teekenénd,dat indertijd door B W vergeefs een be
roep is gedaan op den Minister en de Kroon om toepassing van art,7 van de wet
van 4 Augustus 1933. Het doet spreker genoegen, dat de hoofdinspecteur als
zijn meening te kennen geeft, dat een plaats als Bergen op Zoom een openbare
school dient te bezitten. Naar sprekers oordeel is thans de tijd gekomen om te
trachten een compromis te verkrijgen met de schoolbesturen voor een lagere uit-
keering» Gaat dit niet, dan zou naar den minister gegaan moeten worden om te