- 6 - om tot bezuiniging op het onderwijs te komen. Ook in andere gemeenten, zooals in Oosterhout b.v., is het gehikt om met toepassing van art.7 der wet van 4 Augustus 1933 tot bezuiniging te komen, zoodat de vergoeding daar nog slechts f,6,k f.7," bedraagt. Spreker betreurt het, dat met de schoolbesturen geen overeenstemming bereikt is voor een lager oedrag. Wanneer genoegen genomen __was met een bedrag van f.10," per leerling, dan zou dit voor de gemeente een aanzienlijk voordeel hebben meegebracht. De heer WALDER is van meening, dat het beleid van B W in deze voor een groot deel de schuld draagt, 'Wethouder JUTEN pejckt op, dat dit onzin iev Het gaat hier om het beleid der schoolbesturen en daar hebben B.ft W niets in te zeggen. Als we alle mogelijke moeite doer, om te bezuinigen en de schoolbesturen- werken niet mee, dan zitten we vast. Spreker begrijpt niet, waarom hier niet te bereiken is wat ten deze in andere gemeenten wél kan. Als men nagaat, wat ieder jaar opnieuw wordt aan gekocht en wat onbruikbaar wordt gemaakt om toch maar aan het bedrag der ver goeding te komen, dan zal toch ieder weldenkend mensoh het met spreker eenz zijn, dat dit geen behoorlijke toestand is. De VOORZITTER wijst er op, dat B W juist allen schijn als zouden zij te gen het openbaar onder.ijs zijn, van zich hebben willen afwerpen door in te gaan op het in de vorige vergadering gedane voorstel om alsnog te trachten met ie schoolbesturen mot overeenstemming te komen. Het eenige motief bij B W voor opheffing der school is de zorg voor de gemeente-financibn. De heer WALDER wil een protest doen hooren tegen de bewering van den he >r Becht als zouden de leden van den raad toch bij hun eigen meening blijven,of men er nu nog veel of weinig over praat. Spreker kan zich niet indenken, dat de raad uit zulke slappelingen zou bestaan, dat zij er geen eigen raeenmg op na durven houden. Hij kan dat niet zoo maar zonder meer aannemen. De VOORZITTER meent, dat de bewering van den heer Becht slechts op bereke ning gebaseerd is en deze zijn profetische gaven hierbij naar voren heeft wil len brengen. ,n De heer BOSCHMAN vraagt, of aan de schoolbesturen een vergoeding van l.iu,-- is aangeboden. Wethouder VAN HASSELT zegt, dat eerst overeenkomstig het besluit van aen raad f,9,-- is aangeboden, maar toen later door een schoolhoofd een bedrag van f.lO,— als voldoende naar voren gebracht werd, heeft spreker gemeend dit e- drag'wel te kunnen overnemen en daarom is toen voorgesteld met een bedrag van f.lO,— genoegen te nemen. Doch ook daarop bleken de schoolbesturen niet te willen ingaan. De heer VAN KROON merkt op, dat enkele schoolbesturen zich voor dat bedrag toch wel wilden verbinden. -u„ Wethouder VAN HASSELT zegt, dat nu de heer van Kroon dit naar voren brengt, en hij het wil doen voorkomen, alsof die schoolbesturen de lieve kinderen wa ren, spreker ook precies wil zeggen hoe het daarmede gesteld is. Inderdaa verklaarden twee schoolbesturen, n.l. van de Neutrale school en van de school met den Bijbel, zich bereid om met een vergoeding van f.10,— per leerling genoegen te nemen, doch daarbij werd tevens als voorwaarde gesteld, dat die vergoeding dan tevens zou moeten gelden voor de eerstvolgende driejarige pe riode, ongeacht de wijzigingen, welke eventueel nog inde wet zouden worden aangebracht. Nu zal iedereen begrijpen, dat een dergelijke voorwaarde a sc- luut onaanvaardbaar is, omdat dit zou inhouden, dat we de wet eenvoudig op zij zouden schuiven. De schoolbesturen wisten ook wel, dat zulks onmogelijk is en daarom is een dergelijke bereidverklaring van geen waarde. Wanneer men iets wil doen onder een voorwaarde welke onmogelijk is, dan kan men neo zoo goed ronduit schrijven, dat men het niet doen wil. Wat de heer Walder gezegd heeft omtrent het beleid van B W m deze,noem.. spreker de reinste dwaasheid. De heer WALDER vraagt of dat woord wel parlementair is. Wethouder VAN HASSELT zegt, dat dit woord zeer zeker parlementair is en a.-s de heer Walder dat niet gelooft, kan spreker het hem nog wel bewijzen ook.Hij herhaalt, dat de bewering van den heer Walder over het beleid dwaasheid is, omdat deze heele zaak door de volledige commissie van onderwijs, kunsten en wetenschappen is behandeld en meegemaakt. Het is hier dus geen werk van of van spreker, maar van de geheels commissie. Van heb geheele betoog van^ en heer Walder omtrent de onjuistheid van sprekers inlichtingen is dan ook me s overgebleven.- Zooals reeds eerder is opgemerkt, is het motief voor de ophe mf dezer school alleen de kwestie van bezuinigöïlj on de bijzondere scholen wo*"~ den door dezen maatregel wel het meest getroffen. Spreker wijst er nog °Pj a het misschien wel mogelijk is nog op een andere manier-tot bezuiniging be omer.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1935 | | pagina 32