- 5 -
bij met één inwoner, dan was deze in dit geval nog als gelijksoortig te beschou
wen, wanneer zij raaar in de 6e klasse der personeels belasting gerangsohikt ia.
Ook in dit opzicht is er dus van onjuiste of onbetrouwbare inlichtingen, welk»
door spreker verstrekt zouden zijn, geen sprake. Dat de opheffing der school
geen voordeel, maar nadeel voor de gemeente zou opleveren, is iets wat de heer
Walder niet weet. Volgens de berekening die spreker heeft, brengt de opheffing
voor de gemeente een bezuiniging mee van f,7800, Nu kan de heer /aider wel
zeggen, dat het voor de gemeente veel voordeeliger geweest zou zijn, wanneer in
1922 anders ten opzichte van deze school zou zijn gehandeld, maar daar weet
Speaker «iets van,
De heer WALDER vraagt, of de heer van Hasselt de geschiedenis der school
kent sinds 1922,
Wethouder VéH HASSELT zegt die niet t® kennen^ maar" dat eek niet ncoaig te
hebben. Hij heeft slechts rekening te houden met de«n bestaanden teestaöd en
die is, dat sinds 1922 het aantal leerlingen geregeldis verminderd en w® thane
met deze scheol in een abnormalen toestand g»k«msn sijn#
De hesr WALDBR merkt op, dat de brief aan de eaders der ssheplkinderen daar
toe ook meegewerkt heeft.
Wethouder VAN HASSELT zegt, dat inderdaad die brief teer tweeerlei uitleg
vatbaar is, omdat men hca kan «pvatten zooals de he®# Wblder dat doet en zooalb
er w rkeiijk de bedoeling van was bij het college van B W, a«l. om de ouders
bijtijds op de hoogte te stellen van hetgeen het cellege van pla» was te djon
ten opziehte van deze school. Wanneer we dat niet gedaan hadden, zeu men waar
schijnlijk met het verwijt gekomen zijn, waarom wij de ouders niet bijtijds van
onze plannen verwittigd hadden. Ten aanzien van deze kwestie merkt spreker dan
ook 'p dat een stok gauw gevonden is als men e en hond wil slaan,
•e heer WALDER wijst er op, dat in 1933 de ezploitatiekesten toch weer lager
waren dan in 1932,
Wethouder V/N HASSELT erkent dat, maar toen verkeerde de school ook ia de
meer gunstige omstandigheid, dat het gemiddeld aantal leerlingen 41 bedroeg,
terwijl het de andere jaren steeds rond de 37 liep.
De heer VAN KROON blijft het toch eigenaar ..lig vinden, dat voor vergelijking
een viertal gemeenten genomen zijn, waar al sinds jaren geen o.l.school meer
is, terwijl hij hst ook eigenaardig vindt, dat bijna allemaal plaatsen uit
Zuid-Limburg genomen zijn. Spreker vraagt, waarom niet eenige plaatsen genomen
zijn uit Gelderland en Holland, temeer daar Zuid-Limburg z.i. bekend «t«at,dat
het daar met de verzorging van het onderwijs niet zoo best gesteld i#»
De VOORZITTER protesteert tegen deze laatste bewering van den heer van Kroon
en zegt dit niet zonder meer te kunnen toelaten.
De heer VAN KROON neemt dan de bewering ten aanzien der scholen i» Zuid-
Limburg terug, j. +-
De heer WALDER blijft bij zijn meening, zooals hij die m eerste instantia
naar voren gebracht heeft. Spreker weet, dat het aantal inwoners niet geldt
voor de vraag of een gemeente in deze zaak als vergelijkbaar is aan te merken,
maar hij betwijfcdtof al de in aanmerking genomen gemeenten in de 6e klasse
der personeele belasting gerangschikt zijn, laar hier toch ock de afrekening
gaat over 1933, begrijpt spreker niet, waarom geen gemeenten genomen zijn die
in 1933 nog een o.l.school hadden. Dan had men ook niet die kleine gemeenten
uit Zuid-Limburg gekregen, waar sinds 1930 geen o.l,school meer is. Spieker
wijst tenslotte nogmaals op de bezwaren, welke verbonden zijn aan het zenden
der kinderen naar Roosendaal, waardoor zij zonder toezicht den geheelen dag
van huis zullen zijn. Naar zijn meening zal er geen enkele ouder zijn, die
zijn kinderen daaraan wil bloot stellen.
De heer BECHT wijst er op, dat dit nu al de derde maal is, dat deze kwes
tie in den raad behandeld wordt en het zijns inziens geen nut heeft er nog lang
over te praten, daar toch ieder bij zijn eigen meening blijft. Het voorstel
van B w zal dus ook nu wel worden aangenomen, en met het oog daarop zou
spreker willen voorstellen aan den brief aan gedeputeerde staten toe te voegen
dat de raad bereid is het besluit tot opheffing der o.l.school in te^trekken
op voorwaarde, dat de minister terug komt op zijn besluit en toestaat, dat
voor de berekening der vergoeding de o.l.school in Bergen op Zoom gelijk ge
steld wordt met die te Roosendaal, omdat we hier met deze school in een abnor
male positie verkeeren.
Wethouder JUTEN zegt, dat de heer Becht de juiste snaar heeft aangeraakt,
omdat daaruit duidelijk blijkt, dat de opheffing der o.l.school alleen voor
gesteld is met het oog op de gemeente-financien. Er moet allerwegen bezuinigd
worden, ook op het ondervijs en de tegenwoordige minister van onderwijs is
op dezen weg ook voorgegaan door zelf allerlei maatregelen voor te schrijven