- 20 -
hier, bij spreker nog een lesje komen nemen. Maar menschen als Glymes doen aan
die Christelijke leer meer afbreuk dan men denkt»
De VOORZITTER schoisfc hierna de vergadering tot des avonds half acht.
Des avonds om half acht wordt de vergadering door den VOORZITTER heropend.
Aanwezig zijn de in hoofde dezer vermelde leden.
De VOORZITTER stelt aan de orde de artikelsgewijze behandeling der begroo
ting, aan de hand van het rapport der commissies van onderzoek.
Volgnummer 6. Secretarie-leges en rechten van den burgerlijken standg_
De" heer VAN KAAM vraagt het woord over de orde» Hij zegt, dat door de R.K.
raadsfractie verzocht is om de rapporten van de hoofden van takken van diensten
bij de stukkon voor de begrooting ter inzege te leggen. Dit is niet gebeurd.In
verband hiermede zou spreker thans willen verzoeken, om deze rapporten bij de
betrokken punten te doen voorlezen»
De VOORZITTER acht het verkeerd om daaraan te beginnen. Dat is ook geen ge
woonte., Bovendien worden dergelijke rapporten op verzoek van B uitgebracht
ten dienste van B W en niet voor den raad»
De heer BEKKER merkt op, dat de inzichten van de hoofden van dÈnst tochjwel
kunnen verschillen met die van B W, en het is dan toch best mogelijk, da, de
raad het in zulke gevallen met de meening van het hoofd van dienst eons is.
De VOORZITTER is van oordeel, dat het moeilijk blijft om aan het verzoe.4
van den heer van Kaam te voldoen. Men moet niet vergoten dat B geenszins
verphc&t zijn om het advies van de hoofden van dienst te vragen. Wanneer zij
het doen, doen zij dit slechts voor hun eigen gerief. Het is trouwens ook ner
gens gewoonte, dat dergelijke rapporten worden overlegd. Neem b.v. de Tweede
Kamer, zegt spreker, daar gebeurt het toch ook niet.
De heer WALDER zegt, dat het in de 2e Kamer wel gebeurt.
De VOORZITTER weet zeker, dat dit niet zoo is.
De heer MUSTERS is van meening, dat men deze kwestie van den praktischen
kant moet beschouwen. Neem b.v. een technisch geval, waarbij B een andere
meening hebben dan het hoofd van den dienst in zijn advies weergeeft. De raad
krijgt zoo'n kwestie te beslissen, maar kan er niet volledig over oordeelen,
wanneer hij volledig op de hoogte is met alle stukken daaromtrent. In verband
daarmede acht spreker het dan ook wanschelijk, dat de adviezen van de hooj.o.en
van dienst aan den raad worden overgelegd.
Wethouder SCHEFFELAAR is van oordeel, dat hetgeen hier gevraagd 'wordt prak
tisch niet doenlijk^3 Het zou er dan op neer komen, dat de hoofden van dienst
zouden regeeren inplaats van B W. De adviezen van do hoofden van dienst wor
den alleen gevraagd ten behoove van B W,
De heer MUSTERS is het hier niet mede eens» Spreker zou willen vragen, of'
over het rapport der commissies van onderzoek der begrooting de adviezen ge
vraagd zijnjvan de hoofden van dienst.
De VOORZITTER zegt zich dat niet voor elke post te kunnen herinneren. Hij
weet wel, dat er zelfs aan afdeelingen der secretarie inlichtingen gevraagd zijn
en het is toch niet doenlijk om al die stukken aan den raad over te leggen.
De heer WAEDER is bet eens met den heer Musters, Zooala de toestand nu is,
kunnen B W aan den raad voorleggen wat ze willen. Daardoor kan het heel goed.
voorkomen, dat de raad niet volledig op de hoogte is en besluiten neemt, die
anders zouden uitvallen, wanneer de raad ook de meening van het betrokken hoofd
van dienst kende. En de raad is toch tenslotte verantwoordelijk voor de genomen
besluiten,
Wethouder KI^PE merkt op, dat B W de verantwoording dragen.
De heer MUSTERS zegt dat dit niet juist is» De raad staat aan hst hoofd der
gemeente» -i»
D8 VOORZITTER acht het 't beste, dat bij ;den post waar dit noodig geoordeeld
wordt door den raad, gevraagd wordt, of er een advies van het hoofd van dienst
is. Dan kan voor elk geval gezien worden, of van dat advies mededeeling kan
worden gedaan»
Zonder hoofdelijke stemming gaat de raad hiermede accoord. De post wordt
vervolgens goedgekeurd®
VoIgnummer 15» Jaarwedden van ds ambtenaren en bedienden der gemeente-se
cretarie, enz.
De VOORZITTER herinnert aan zijn voorstel van 30 November j«1»om de tijde
lijke korting van 3j$ om te zetten in een vaste tot 1 Januari 1936 en tot aan
dien datum voor het thans in dienst zijnde personeel niet met een salarisher
ziening te komen. Ofschoon toen geen beslissing daarover genomen is, bleek toch,