-- 9 - De VOORZITTER licht zijn voorstel nog nader toe en wijst er op, dat daarmede in elk geval ook bereikt zal worden, dat er in 1935 niet meer dan 3^ gekort zal worden, zooals thans. De heer SCHUYL meent, dat de vraag, of er al of niet gekort zal worden, toch geheel van den raad afhangt, hoe ook de beslissing thans zijn zal. De VOORZITTER zegt, dat vanzelf de beslissing bij den raad ligt, evenals dit het geval is met de salarisherziening. Hij wijst er nog op, dat, wanneer de raad het voorstel van den heer Walder zou aannemon zonder de middelen aan te wijzen, waardoor het dan op de begrooting tekort komende bedrag zal worden gedekt, gedeputeerde staten dat besluit niet zullen goedkeuren. De heer SIMONS is van meening, dat de salarisherziening toch niet kan uit blijven. De heer WALDER meent, dat binnenkort een uniforme regeling der salarissen van hoogerhand zal worden opgedrongen aan de gemeenten. De VOORZITTER gelooft dat niet. Bovendien zou de raad zich dan nog altijd op het thans genomen besluit - wanneer sprekers voorstel aanvaard wordt - kun nen beroepen. Wethouder JUTEN zegt voor zich te hebben de notulen van de vergadering van den raad van Maart 1934, waarin het kortingsbesluit werd genomen met 15-4 stemmen. Hij heeft daarbij echter nergens kunnen lezen, dat het de bedoeling was, dat die korting ook voor burgemeester, secretaris, enz. zou gelden. Wel werd bij het voorstel er over gesproken om aan gedeputeerde staten te verzoe ken een zelfde korting goed te vinden voor de salarissen van de door spreker genoemde personen. De heer WALDER zegt, dat de korting wel degelijk bedoeld was voor alle sala rissen en loonen over de geheele linie, en dit ook bij de behandeling gezegd is. Wethouder JUTEN verzoekt den heer Walder hem niet in de rede te vallen. Spreker doet dit ook niet, als de heer Walder aan het woord is. Hij herhaalt het vreemd te vinden, dat thans zonder meer een voorstel wordt gedaan om de ingehouden kortingen over de geheele linie terug te betalen. Men weet niet eens, of de gemeentefinancibn deze restitutie wel dragen kunnen. Men denkt echter nergens over en praat maar en tracht daarbij ieder voor zich hat aange naamst te zijn voor de ambtenaren. Dat de heer Bekker spreker niet begrepen heeft, toen hij het had over de loonen in het particuliere bedrijf, is sprekers schuld niet. Hij is echter van oordeel, dat ook de ambtenaarasalarisson in ver gelijking met de loonen in de particuliere bedrijven hier te hoog zijn. Hij herhaalt dat, als we hier een batig sldo op do rekening hebben, dit gebruikt moet worden om de belastingen te verlagen, want iedere belastingbetaler heeft het zijne tot dat batig slot bijgedragen en het is dus niet meer dan billijk, dat op de eerste plaats deze er van profiteeren. Spreker vindt het onbillijk en onjuist, dat hier zonder eenige voorbereiding of toelichting een zoo ingrij pend voorstel als van den heer Walder gedaan wordt. De heer SCHUYL zou zich buiten dit debat gehouden hebben, wanneer de heer Juten thans niet. voor de tweede maal met zijn bewering gekomen was, dat de loonen van het gemeentepersoneel huizenhoog zouden uitstaan boven die in de particuliere bedrijven. Spreker ontkent dit en zegt, dat de loonen van het ge meentepersoneel hier niet te hoog zijn. En als de loonen in de particuliere bedrijven te laag zijn, dan dienen deze verbeterd te worden. Ofschoon de heer Juten het anders doet voorkomen, weot deze heel goed, dat de loonen in het par ticulier bedrijf niet goed zijn, en niet voldoen aan de eischen, die gesteld worden voor een normaal bestaan. Spreker vraagt, of de gemeente daar nu pe.il op moet gaan trekken? We weten, zegt spreker, dat de heer Juten geen voorstan der is van alle mogelijke sociale voorzieningen, maar hij is er van overtuigd, dat velen zich met hem zullen verheugen, dat er nog organisaties zijn, die kunnen strijden voor een behoorlijk loon der arbeiders. De heer BECHT iö het er mee eens, dat de loonen in de particuliere bedrijven lager staan dan die der gemeente. Hij wil daarmede niet zeggen, dat ze in het particulier bedrijf goed zijn, maar de menschen met de lagere .salarissen moe ten even goed belasting betalen als de menschen die een hooger salaris hebben. Bovendien hebben de ambtenaren in dienst der gemeente het voordeel, dat ze niet zoo gemakkelijk ontslagen worden als degenen, die in particulieren dienst 2ijn. Spreker blijft van meening, dat vergelijkingen met andere gemeenten hier niet van pas komen, omdat vre in deze met anderen niets te maken hebben en zelf er voor moeten waken, dat onze financiën niet in de war loopen. Wat het concept- schrijven aan gedeputeerde staten over het salaris van den secretaris betreft, wijst spreker er op, dat dit de persoonlijke meening van den voorzitter weer geeft. Hij zou daaromtrent echter ook wel graag de meening van de wethouders hooren. Ten aanzien van de korting op*de salarissen der wethouders kan spreker

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1934 | | pagina 99