- 14 -
is, omdat de lesroosters overal hetzelfde zijn. Het eenige is, dat er bij de
bijzondere scholen nog godsdienstonderricht bij komt, maar daar kunnen de kin»
deren, wier ouders zulks niet wenschen, vrije uren voor krijgen. Dit gebeurt
ook al op verschillende scholen. Spreker gelooft dan ook, dat het heelemaal
niet noodig is, dat de kinderen naar Roosendaal zouden gaan, terwijl hij het
een dwaasheid acht om de openbare school met twee leerkrachten voor zeven klas
sen te handhaven.
De heer WALDERs De geest van uw vader denkt daar anders over»
Wethouder JUTEN zegt, dat in den tijd van zijn vader ook de toestanden heel
anders waren. Toen waren er uitsluitend openbare scholen in de gemeente, maar
sindsdien zijn de tijden heel wat veranderd.
Wethouder VAN HASSELT merkt op, dat door den heer Walder voor het behoud
der openbare school de reclame voor vestiging in deze gemeente is bijgehaald
9n wanneer spreker daar even op ingaat, dan kan hij niet anders constateeren
dan dat dit argument spreekt in het voordeel van het voorstel van B W. Immers
in de jaren, dat hier voor vestiging reclame gemaakt is, bestond er een openbare
lagere school. Door meerdere vestiging breidde de gemeente zich uit, maar on
danks de toename van de bevolking, nam het aantal leerlingen der openbare
school elk jaar af.
De heer SCHUYL merkt op, dat daaraan ook nog andere factoren hebben meege
werkt.
Wethouder VAN HASSELT vraagt welke factoren? Laat de heer Schuyl die dan
maar noemen.
De heer SCHUYL zegt, dat de heer van Hasselt dat zelf ook wel weet.
De heer VAN KROON gelooft dit ook wel.
De heer WALDER merkt op, dat de heer van Hasselt het pompsysteem toch wel
kent.
Wethouder VAN HASSELT zegt, dat de gemeente daar buiten staat. Wat de opmer
king van den heer Schuyl betreffende de R.K.H.B.S, aangaat, meent spreker, dat
deze reeds voldoende door den heer Broekmans beantwoord is»
De heer SCHUYL interrrumpsertdat de heer Juten daar toch anders over denkt.
Wethouder VAN HASSELT wil, nu de heer Schuyl deze opmerking maakt, er toch
even op door gaan. Hij wijst er op, dat Bergen op Zoom 23000 in?/oners telt en
deel van de bevolking katholiek is en uit dien hoofde belang heeft bij een
R.K.H.B.S. Daar staat tegenover, dat de openbare lagere school bezochtwordt
door 36 leerlingen. Neemt men nu aan, dat die leerlingen komen uit gezinnen,
bestaande uit gemiddeld 5 personen, dan zouden bij de instandhouding der open
bare school dus slechts 180 personen belang hebben. Als men hier dus cijfers wil
laten spreken on dan cijfers van vaststaande feiten, dan zal men tot een heel
ander inzicht moeten komen dan do hoer Schuyl hier tracht te verdedigen. Ook
de cijfers van de kosten spreker hier een duidelijke taal. De opheffing der
school beteekent voor de gemeente een voordeel van f.8000»terwijl men er
een regeling voor in de plaats krijgt, waarmede niemand nadeel wordt gedaan.
Wat de gevraagde toezeggingon betreft aangaande de verzorging en het toe
zicht der kinderen, meent spreker, dat al wel is komen vast te staan, dat
hiervoor gezorgd zal worden. Ten aanzien van den brief aan de ouders, als door
den heer Walder aangehaald, herhaalt spreker, dat geen dwang aan do ouders
wordt opgelegd, en deze vrij blijven te doen zooals ze zelf willen. Spreker
heeft er reeds op gewezen, dat getracht is deze kwestie op een andere wijze
te regelen, maar dit bleek onmogelijk. Men behoeft ook geen vrees te hebben,
dat de openbare school te Roosendaal zal worden opgeheven. Immers die gemeente
heeft op de onze'voor, dat haar bevolking voor het grootste deel bestaat uit
spoorYiregpersoneclhetwelk uit den aard van zijn betrekking een waarborg is,
dat het openbaar onderwijs daar bloeiend blijft, en den goeden naam, dien het
daar heeft,'behoudt. De verzekering betreffende de verzorging der kinderen, w
welke de heer Boschman gevraagd heeft, meent spreker, ook namens het geheele
college, wel te kunnen geven. In dit verband wijst hij er op, dat er toch ook
vele kinderen van hier naar het lyceum te Roosendaal gaan, en die nemen toch
ook hun boterhammen mee.
De heer WALDER merkt op, dat dit geen kinderen van 6-12 jaar zijn.
Wethouder VAN HASSELT gelooft dat men het best aan het oordeel der ouders
kan overlaten, of deze hun kinderen naar Roosendaal willen sturen of niet.
De heer WALDER meent, dat er toch in elk geval een gelegenheid moet zijn,
waar de kinderen openbaar onderwijs kunnen genieten.
Wethouder VAN HASSELT vraagt, of de heer Walder weet, welke menschen over
het algemeen hun kinderen op de openbare school doen.
De heer WALDER zegt, dat dit vooral de menschen zijn, die geen schoolgeld
kunnen betalen.
Wethouder VAN HASSELT zegt, dat dit niet zoo is. Dergelijke kinderen zijn