- 17 - te ontgaan, laat het college van B W een onbillijkheid tegenover een bepaalde categorie van ingezetenen voortbestaan. Naar aanleiding hiervan «vil spreker een weg aangeven waardoor de gelden verkregen kunnen worden, welke de gemeente zou moeten missen wanneer gunstig op het verzoek beschikt werd» Bij de besprekingen, die gevoerd zijn voor de benoeming van 4 wethouders, hebben de eandidaten voor de wethouderszetels toegezegd, dat, indien zij tot wethouder werden benoemd, zij 25/o van hun salaris in de gemeentekas zouden terugstorten. De VOORZITTER gelooft wel, dat de mededeelingen van den heer Bacht ten deze zeer interessant zijn, maar met deze zaak niets te maken hebben. Hij verzoekt den heer Becht dan ook daarmede niet verder te gaan. De heer BECHT zegt niet anders te doen dan een bron aanwijzen waaruit de gemeente de bedragen die ze hier noodig heeft om een onbillijkheid uit den weg te ruimen, putten kan. De VOORZITTER blijft toch van meening, dat de heer Becht hiermede buiten de orde is. De heer BECHT zegt, dat als de voorzitter hem laat uitspreken, hij het ver band wel zien zal. Hij wijst er op, dat wanneer de wethouders hunne belofte waren nagekomen, we nu niet vast zouden zitten. De VOORZITTER is van meening, dat dergelijke praatjes misschien wel thuis hooren in een café, maar niet in een raadsoollege als dat van de gemeente Bergen op Zoom, Wethouder SCHEFFELAAR gelooft, dat men de zaak waar het om gaat, uit het oog verliest. Naar sprekers meening zal er een precedent geschapen worden, wan neer op het verzoek der caféhouders gunstig wordt beschikt, en zullen ook ver schillende andere categoriën met dergelijke verzoeken komen. De heer BECHT is van meening, dat elk verzoek afzonderlijk bezien moet wor den, Hij gelooft trouwens niet, dat het gevaar waarop de heer Scheffelaar wij si bestaat. De gemeente heeft toch het recht om in deze een beslissing te nemen en de raad kan daar toch het beste over oordeelen. De gelden, welke hier noodig zijn, kunnen geput worden uit de bron, welke spreker reeds aanwees, wanneer de wethouders hun woord gestand doen. Spreker zegt dat 3 van de 4 wethouders be loofd hebben 25van hun salaris terug te storten in de gemeentekas en wanneer zij dat nu nog doen, is de zaak in orde. De VOORZITTER herhaalt, dat dit niets met de onderwerpelijke zaak te maken heeft. Hij verzoekt den heer Becht dan ook daarop niet verder door te gaan, daar hij hem anders het woord zal ontnemen. De heer BECHT zegt, dat de voorzitter dit natuurlijk doen kan, al blijft hij van meening, dat hij met deze kwestie niot buiten de orde is. Wethouder VAN HASSELT wil, nu de heor Becht deze kwestie eenmaal in het openbaar ter sprake gebracht heeft, daar toch wel even op antwoorden. De heer Becht heeft gezegd, dat drie van de vier wethouders die toezegging deden, en in verband daarmede stelt spreker er prijs op te verklaren, dat hij daar niet bij geweest is. Wethouder SCHEFFELAAR zegt daar ook niet bij geweest te zijn. De heer BECHT zegt, dat de heer van Hasselt wel bij die drie was. Wethouder VAN HASSELT ontkent dit. De heer BECHT wil dan verder op deze zaak doorgaan, maar de voorzitter staat dit niet toe en schorst de vergadering om de heeren in de gelegenheid te stellen doze zaak onder elkaar uit te maken. Na heropening zegt de voorzitter, dat door den heer Boschman het voorstel is gedaan om aan het verzoek van adressanten tegemoet te komen en de belasting te verlagen. Spreker zal thans gaarne van den heer Boschman vernemen hoeveel die verlaging moet bedragen, n.l. 1/3 of 2/3. De heer BOSCHMAN wil deze zaken in dezelfde klasse brengen als de pension houders en de belasting dus brengen op 2/3 van de huurwaarde. De heer SCHUYL gelooft, dat nu alles naar beneden gaat, deze belasting met tertijd ook wel omlaag zal moeten. Als we echter nagaan, dat er steeds nieuwe cafê's bij komen, dat staat het voor spreker vast, dat daar toch wel wat aan verdiend wordt. Ook uit dat oogpunt is spreker daarom tegen inwilliging van het verzoek, temeer waar de belastingen van deze categorie van personen een oncontroleerbare bron vormen en uit dergelijke oncontroleerbare bronnen ook de centen te voorschijn zijn gekomen, die de laatste maanden in 's rijks kas zijn gevloeid. Die oncontroleerbare bronnen zitten echter niet bij de arbeiders en ambtenaren, waarvan men precies weet welke inkomsten zij hebben. Met het oog op de financieele positie van de gemeente zal spreker dan ook stemmen voor het voorstel van burgemeester en wethouders.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1934 | | pagina 44