niet voelt de vertegenwoordigers van deiq raad, maar meer een college dat naast
den raad staat. Dit werkt juist funest voor de werklooze arbeiders, die er de
dupe van worden. Spreker blijft van meening, dat we ons niet moeten neerleggen
bij de beslissing van den minister, en er wel iets te bereiken is, wanneer
B &W den raad steunoig,Dat is ook gebleken bij de debatten in 1932 betreffende
het uurloon bij de werkverschaffing, waarbij na een lang debat B W tenslotte
een tegemoetkomende houding tegenover de voorstellen uit den raad aannamen, en
daarna ook de goedkeuring van den minister daarop werd verkregen. Wanneer B
W zich ook thans op het toen ingenomen standpunt konden plaatsen, dan is spre
ker overtuigd, dat er voor de werklooze arbeiders nog wel iets gedaan te krij
gen is.
Wethouder VAN HASSELT zegt, dat het hem spijt thans nogmaals iets over deze
aangelegenheid te moeten zeggen naar aanleiding van de opmerkingen van den heer
Walder aan sprekers adres. Het schijnt voor sommige leden moeilijk om, wanneer
hier een punt aan de orde is, dit zakelijk te behandelen. Zij praten er liever
lang over en het gevolg daarvan is, dat de zaak de menschen heeft inplaats van
dat de menschen de zs.ak te pakken hebben. Spreker heeft inderdaad in vorige
vergadering gezegd, dat de menschen boven hun stand leven. Hij heeft zulks ge
zegd in het algemeen en had daarbij geenszins speciaal de werkloozen op het
oog. Spreker wil dit thans herhalen en zou daar voorbeelden genoeg van kunnen
aanhalen. Men moet dan maar eens gaan kijken naar de gelegenheden van vermaak,
fat het door den heer Walder aangehaalde strooibiljet betreft, wil spreker
daarop verder niet ingaan, omdat hij voor hetgeen hij niet geschreven of getee-
Kend heeft, geen verantwoording behoeft te dragen. Spreker is ook voor ee.11
goede werkloozenzorg, maar de heer Walder ziet alleen het belang van een be
paalde groep, waardoor hij het belang van de gemeente voorbijziet. Het is ook
voor ons college niet mogelijk 15 centen uit te geven als we er maar 10 lubben-.
Spreker zou er ook liever 25 geven dan 10, en dat wil ongetwijfeld de heele
raad wel, maar dan moet men ze eerst hebben. Men moet de zaak zien zooals deze
werkelijk is. Spreker heeft bij de aanvaarding van zijn lidmaatschap den eed
afgelegd de belangen der gemeente te zullen behartigen zonder aanzien des per-
soons en hij zal dat blijven doen en den heer Walder niet volgen op den weg,
die alleen ziet naar de behartiging der belangen van een bepaalde groep.
De heer WALDER vraagt het woord voor een persoonlijk feit, en zegt niet te
willen insinueeren. Hij wil er op wijzen, dat, wanneer men de belangen van de
gemeente wil dienen, men in dezen tijd ook iets over moet hebben voor de arbei
ders, die het grootste deel van die gemeenschap vonnen. Spreker zit al vele
jaren in den raad en hij tart den heer van Hasselt om te bewijzen, dat hij de
belangen der gemeenschap, van welke categorie ook, zou hebben verwaarloosd.
Spreker komt hier niet op voor zichzelf, maar voor de werklooze arbeiders,
die zoo hoog noodig steun moeten hebben. Wanneer de heer van Hasselt dan ze ft,
dat alle menschen op te grooten voet leven of boven hun stand, dan mag men
toen veronderstellen, dat hij daarmede op ds eerste plaats de werkloozen be
doelt, Spreker wil de zaax niet verscherpen, maar heeft met zijn opmerkingen
alleen de bedoeling gehad om den steun van den heer van Hasselt te vinden
voor de door den raad in deze genomen besluiten.
Wethouder VAN HASSELT zegt in den korten tijd, dat hij hier zitting heeft,
opgemerkt te hebben, dat de heer Walder eerst met allerlei beweringen komt,
maar retireert zoodra hij daarin recht gezet wordt. Hij komt dan steeds met de
mededeeling, dat hij het niet; zoo bedoeld heeft. Zoo is het ook nu weer met
sprekers gezegde, dat alle menschen boven hun stand leven. Spreker heeft daar
geenszins op de eerste plaats de werkloozen mee bedoeld, en de heer Walder is
ook niet in staat dat aan te toonen. Men zal vragen waarom spreker dan blijft
tegen de in de vorige vergadering ten deze genomen besluiten, en dan is sprekers
ahtwoord, dat hij dit doet omdat hij weet, dat de financiën van de gemeente een
steunverleening als de raad wil geven, niet toelaten. De heer Boschman heeft
wel gezegd, dat de R.IC,raadsfractie die voorstellen steunt, maar spreker ge
looft toch dat ook de heer Boschman niet de volle consequentie zal willen dra
gen voor den inhoud van het strooibiljet, hetwelk door den heer Walder hier
naar voren gebracht is. Do heer Boschman kan dat onder de gegeven omstandig
heden evenmin als iemand anders. Het is gemakkelijk genoeg om te zeggen; we
moeten dit of dat geven, maar men moet dan ook zeggen, waar de gulden vandaan
gehaald moeten worden. Over dit laatste wordt echter niet gesproken.
De heer WALDER merkt op, dat bij de begreoting ^.Is de raad wil geven, is
rekening gehouden; wanneer daar dus de hand aan gohouden wordt, kunnen er geen
nadeelige gevolgen voor de gemeente uit voortvloeien. Bovendien staan we met
de gemeentefinanciön nog geenszins aan don rand van den afgrond, zogt spreker.
De VOORZITTER zegt van het tegendeel overtuigd to zijn. Wat de heffing ineens
betreft, is hij van meening, dat zulk een heffing niet veel meer zou opbrengen,
gezien de algemeeno verarming, die steeds grooter wordt. ^/met een steunbedrag