14
staat als men iets bereiken wil. Wij zijn het over de hoognoodige steun, die
gegeven moet worden, eens, maar blijkbaar schijnen de middelen om dit te be
reiken, te verschillen, al zijndeze middelen dan in zich geen van alle ver
keerd, Niets is aan dit adres minder vreemd dan concurrentiezucht, en als de
heeren er dat achter zoeken, dan is dat geheel verkeerd, Wanneer wij nagaan
hetgeen de heer Bakx en anderen bij de begrooting en andere gelegenheden o-
ver den steun gezegd hebben, dan is dat in flagranten strijd met hetgeen ze
nu beweren en doen. Als hij hier een dergelijke houding ziet, dan denkt hij
aan de koe, waarvan men eerst een emmer melk heeft gehaald, en deze dan weer
direct door die koe laat omver trappen. De houding van de katholieke arbeids-
afgevaardigden in deze is voor spreker dan ook een raadsel en in flagranten
strijd met de belangen der arbeiders, die ze toch moeten voorstaan. Wanneer
het R. K,Werkliedenverbond reeds een adres van nog verdere strekking dan dit
aan do regeering heeft verzonden, dan juichen spreker en partijgenooten dit
toe, omdat er bij de regeering niet genoeg met klem kan worden aangedrongen
op verbetering. Daartegenover is de houding van den heer Bakx te betreuren
al kent hij dezen te goed om hieruit niet te concludeeren, dat er wat anders
achter diens houding schuil. Voor wat de heeren Bekker en Dielissen betreft,
merit Lij op, dat onwetendheid in deze een factor is, waarmede men rekening
moet houden. Ten aanzien van de opmerkingen van den heer Juter wil spreker
zeggen, dat B W nooit met voorstellen betreffende de werkverschaffing go-
komen zijn dan na een zekeren druk van den raad. Als er door het gemeente
bestuur plannen zijn gemaakt en uitgevoerd, dan is dit steeds gebeurd als de
raad er op aandrong en daarbij de stuwende kracht was geweest. Spreker geeft
den heer Juten toe, dat er dan daarna inderdaad goed werk werd gedaan, even
goed als hij wil erkennen, dat de heer Scheffelaar de besluiten welke in het
belang der werkloozen genomen worden, steeds eerlijk uitvoert, maar het ini
tiatief werd noch door hem, noch door B W, doch door den raad genomen. Hier
om heeft spreker het standpunt van B W in deze negatief genoemd, althans
gedurende deze zittingsperiode van dit college.
De heer BEKKER zegt, dat er inderdaad wel iets anders achter kan zitten,
wanneer spreker zich niet kan vereenigen met adhaesiebetuiging aan dit adres.
Spreker wil gaarne aannemen, dat er geen nevenbedoelingen voorzitten bij dit
adres, althans voor zoover dit den heer Schuyl betreft, omdat we weten, dat
deze zoo niet is, maar ten opzichte van het N.V.V.is dat anders. Dan rijst
bij hem wel degelijk de vraag, of er niets anders achter zit en het bij het
N.V.V. niet in de eerste plaats om reclame voor eigen zaak gaat. Zoo is het
ook met petitionement, waarover de heer Schuyl sprak. Spreker weet maar al
te goed, hoe getracht wordt de arbeiders zand in de oogen te strooien om maar
zooveel mogelijk handteekeningen te verzamelen.
De heer SCHUYL: Schaam je.
De VOORZITTER hamert.
De heer BEKKER zegt, dat hij daar heel wat staaltjes van zou kunnen vertel
len, maar hij het er.hier niet de plaats voor acht. En als spreker dit alles
weet, dan meent hij zich terecht te mogen afvragen, of achter dit alles niet
wat meer zit dan men wil doen gelooven. Naar zijn meening gebeurt dit enkel
en alleen om later te kunnen zeggen: zie je wel, dat hebben wij gedaan. Wij
zi'jn de menschen geweest, die het voor de arbeiders hebben opgenomen.
De heer SCHUYL: Stumperds zijn jullie. Je moest je schamen om zoo te spre
ken als arbeidersvertegenwoordiger.
De VOORZITTER hamert.
De heer BEKKER zegt, dat de katholieken zich niet laten spannen voor de re
clamewagen van het N.V.V,, waarbij hij zeer goed weet de arbeidsbelangen niet
te schaden, maar eerder te bevoordeelen.
De heer SCHUYL: schaam je!
De VOORZITTER hamert.
De heer BEKKER is van meening dat, wanneer het N.V.V. een verzoek wil rich
ten tot de regeering, het Jit doen kan op dezelfde wijze als het R.K.Werklieden'
verbond gedaan heeft, en den raad daar'buiten moet laten.
De heer WALDER merkt op, dat zij direct adhaesie betuigd zouden hebben aan
het adres van het R.K.V/er^liedenverbond wanneer hun dit gevraagd was.
De heer BAKX merkt op, dat het den heer Schuyl bevreemd heeft, dat hij niet
voor adhaesiebetuiging was.
De heer SCHUYL: Je kunt niet anders.
De heer BAKX zegt, dat het inderdaad voor den heer Schuyl wel erg vreemd ge
weest kan zijn, maar waar hij weet, dat het R.K.Werkliedenverbond reeds een
adres tot den raad van ministers gezonden heeft, met welks inhoud hij op de