4
t
VIJFDE VERGADERING.
Woensdag 28 Maart 193^> des namiddags 2 uur.
Voorzitter: de heer Mr.Drs.P.A.F.Blom, burgemeester.
Aanwezig de heeren C.Dielissen, B.Kruize, L.A.Simons, J.Demmers,
Jac.van Hal, J.P.Bekker, H.Walder, H.G.van Kroon, S.A.Musters,
F,A.Bakx, Adriaan Juten, E.A.G.Kiepe, F.Broekmans, Joh.Schuyl,
G.BechtP.F.van Kaam, Th.Boschman, M.J.Scheffelaaren J.van
Hasselt.
Secretaris: de heer J.A.van de Wouw.
De "OORZITTSR opent de vergadering en spreekt de volgende her
denkingsrede uit, welke door de leden staande wordt aanhoord.
Mijne Heeren. Nauwelijks een maand geleden stond het ons be
vriende nabuurvolk om de lijkbaar van den zoozeer beminden en
geschatten koning. Thans ook is het Nederlandsche volk de rouw i
het hart geslopen. Gisteren toch is de Landsmoeder uigedragen n-"ui
hare laatste rustplaats.
Als jonge vrouw in Nederland gekomen als gade van den laatst- p.
Koning van Oranje, bleek al spoedig, dat voor haar een zware taak
was weggelegd. Zij begreep, dat, wilde zij haar taak in juiste
volmaaktheid opvatten, zij veel moest doen. Direct dan ook na haa;
aankomst in Nederland heeft zij alles in het werk gesteld om zien
niet alleen de Nederlandsche taal eigen te maken, maar ook het
Nederlandsche volk dusdanig te begrijpen, dat zij een werd met dat
volk. Haar daden hebben ons doen zien, dat zij daar spoedig in ge
slaagd was. En toen zij in 1890 geroepen werd om de teugelsvan
het regentschap van het Koninkrijk in handen te nemen, en zij daa.
naast tot zware taak had haar Koninklijk kind voor te bereiden
voor de regeering, toen heeft zij als alwijze moeder dat kind
reeds van zeer vroeg af ingeprent het hooge plichtsbesef, dat haa.
zelf kenmerkte.
De hooge plichtsbetrachting, het hooge plichtsbesef, dat zij
ten toon spreidde, was een aanwijzing temeer hoe zij haar taak op
vatte. Zij paarde een helder verstand aan fijne distinctie en wis
steeds met een groote kennis van zaken te handelen. Haar werk van
uit dien tijd heeft dan ook velen niet alleen verbaasd, maar ook
velen verheugd. Wel was haar een taak op de schouders gelegd, die
zwaar was, maar haar daden wezen er op hoe ernstig zij zich op
zulk een zware taak had weten voor te bereiden. En gedurende haar
regentschap van 8 jaar heeft zij ook veel kunnen doen, als alwijz
moeder, als voortreffelijke paedagoge, als voorbeeldige regentes.
Zij was voor het kind een alwijze moeder. Voor dat kind, dat
later den troon zou moeten bestijgen. Zij begreep, dat zij dat
kind moest meegeven dat groote gevoel van plichtsbesef, dat haar
zelf steeds gekenmerkt had. En wij weten allen sinds 1898, toen
deze moeder in het particuliere leven terugtrad, dat zij met een
gerust hart kon heengaan, want zij xvist dat haar kind over ons
land kon regeeren. En nadien is het bewijs geleverd, dat de taak
door de tegenwoordige Landsvrouwe verricht, een taak is geweest,
die zij voortreffelijk heeft weten uit te voeren.
Zij ook is altijd geweest, eerst voor den Koning, later voor
het Koninklijk gezin en het land, de goede alwijze moeder. En op
haar beurt heeft zij de belooning gekregen, waarvan ook zij weer
het geluk kende. Zij toch vond in haar kleindochter alles terug
waarnaar in een eenvoudig gezin een grootmoeder van haar kleinkir
verwacht. En dez .kleindochter van deze Koninklijke vrouwe, var-
deze alwijze moeder, heeft ongetwijfeld ook nog van haar vele wij
lessen meegekregen. En wij weten het, zij is de hope des vader
lands, en wij weten ook, dat wat Koningin Wilhelmina heeft meege
kregen van haar moeder, Prinses Juliana dat alles in dubbele mate
heeft gekregen zoowel van haar moeder als van haar grootmoeder.
De toekomst is haar duidelijk getoond en wij kunnen op haar als d
hope des vaderlands vertrouwen.
De Koningin-Moeder, zij was ook de toevlucht der armen, de
hulpe van weezen en misdeelden. En in het verborgen werd door hap
ontzaggelijk veel gedaan om de ellende en het leed van zoovelen t
verzachten. En als zij kwam bij zieken, bij ouden van dagen, bij
weezen, dan alleen was haar lieve oude gelaat voldoende om een
glimlach te tooveren op al die vermoeide en bedroefde gezichten.
I
I