10 - Ik wil er nog op wijzen,dat de gemeente-salarissen van f.1500,- in 1914 thans bedragen f.3500,en zoo vervolgens in oploopemde lijn^men zal mij moeten to egeven,dat deze verhoogingen niet meer in vergelijking staan tot de indexcijfers. Bij de behandeling van het agendapunt "salarisverlaging" zal door mij een voorstel ingediend worden dat neerkomt op een ge middelde salarisverlaging van 1%%* Ik wil thans niet meet terugblikken in het verleden der gemeen tezaken, ver trouwende, dat elk raadslid in het afgeloopen jaar èn door de ingediende begrooting 1934,meer en meer tot de overtuigin gekomen zal zijn,dat het zaak is,onze oogen niet te sluiten voor den ernst der tijden,daarbij bovendien in aanmerking te nemen,dat wij als raadsleden den plicht op ons genomen hebben,de belangen van allebelastingbetalers te behartigen. In dit verband ben ik van meeningj.dat thans de tijd gekomen is,dat het algemeen belang moet gaan voor het partijbelang en dat het in strijd zou zijn met de taak,-welke wij ais raadslid op ons genomen hebben,bij bet aan vaarden van het raadslidmaatschap. De heer BAKX zegt,dat er al zooveel gesproken is,dat hij heel kort kan zijn om niet in herhaling te treden. Het volgende wil bij even onder de aandacht brengen. Het is nu een jaar geleden, dat men bij wijze van werkverschaffing begon aan de uitbreiding der bad- en zweminrichting. Bij het begin van het badseizoen zijn die werkzaamheden stil gelegd en men is er sindsdien niet ma er aan doorgegaan. De arbeiders zijn toen in de haven te werk ge steld en ondanks het hvallen van den winter blijven die mensenon aan de haven aan het werk en staan zij bij de koude weersgestel - beid nog maar steeds in modder en slik. Naar sprekers meening ic. dit geen werk voor de wintermaanden. Spreker zou er op willen aandringen om die menscben uit de haven weg te halen en ze weder om te werk te stellen aan de gemeamte bad- en zweminrichting. Als men daar nu niet mee voortgaat,komt men voor het badseizoen weer niet klaar. Er mouden ook niet zooveel zieke menschen ge weest zijn als men de arbeiders uit dat havenwerk gehaald had, toen do winter inviel» Spreker betreurt het,dat B W nog niet met een nieuw object voor de werkverschaffing zijn gekomen,zoo dat daaraan direct begonnen kan worden,als net andere is afgewer. Naar sprekers meening zou wat meer activiteit ten deze wel ge- wens cht zijn. Wethouder JUTEN spreekt als volgts Mijnheer de Voorzitter, in afwijking van de gewoonte om als wethouder geen algemeene beschouwing te houden,voel ik mij dxt jaar verplicht,in verband met de ongunst der tijden,thans daarop een uitzondering te moeten maken. Mijnheer de Voorzitter. Verschillende raadsleden hebben an hun algemeene beschouwingen den toestand der gemeente onder de loupe genomen en het beleid van het college van ourgemeester en wethouders daarin opgenomen5de eene in gunstigen,de andere in minder gunstigen zin. Hetgeen gezegd is over dao gedeelte van de begrooting,dat speciaal onder spreker als wethouder ressor teert» zal hij aan net einde van zijn betoog bespreken. Mijnheer de Voorzitter. Enkele leden hebben erkend en moeien tegeven.dat de omstandigheden waarin dit college de begrooting hoeft moeten Samenstellen,de meest ongunstige waren. Wanneer dit wordt erkend dan Detreur ik het oen zeerste,dat de schillende voorstellen die het college naar voren gebracht heeft,en welke na ernstige en langduiige besprekingen zijn tot stand gekomengeen genade hebben kunnen vindenm de oogen van den raad. Dit spijt mij ten zeerste omdat wij ons alle ca-tegorien van de bevolking hebben willen ia ten de el en in het dekken der tekorten,die uiteindelijx de begrooting 1 pp hebben moeten maken. We hebben een belastingverhooging voorgesteld,die xn twee jaar van de ingezetenen een meerderen lasc, vergt van i.öoou,-- °P f.40.000,jdus f.32.000,-- meer. We zijn gekomen met een zeer matige salanskorting van 0,0 voor gehuwden en 8% voor ongehuwden. m! meiden ook,dat zij,die in de crisis steunregeling zijn

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1934 | | pagina 29