voeren eener progressieve heffing wordt het echter meer een belas
ting en dan komen ook de onbillijkheden. Immerswaarom moet een
groot pand, dat hetzelfde gebruik maakt van rioleering' als een
klein daarvoor meer betalen? Het is toch slechts een vergoeding
voor iets wat gebruikt wordt. Bij progressie volgens de grondbe
lasting vallen verschillende gebruikers heelemaal vrij, zooals dc
meeste groote instellingen, omdat die geen grondbelasting betalen.
Spreker is dan ook van meening, dat het voorstel van B W het
meest billijke is.
Wethouder /AN HASSELT is het eens met hetgeen door den heer
Juten naar voren gebracht is. Een progressie volgens de grondbe
lasting zal grcote onbillijkheden mot- zich mee brengen, juist om
dat dan verschillende groote instellingen, die het meest gebruik
er van maken, dan heelemaal vrij zullen blijven en zoo is het ook
wanneer men volgens het voorstel van den heer Walder de heffing
necnt naar de huurwaarde. Spreker verwijst hiervoor naar de per-
soneele belasting, aan de hand waarvan hij verschjllende instel
lingen opsomt, welke dan niet in de rioolbolasting kunnen worden
aangeslagen. Ook de aanvulling van den heer van Kaam om voor der
gelijke gcbouv/en een bedrag van f.4-,per aansluiting te heffen,
geeft ge-n juisten toestand, omdat de heer van Kaam ook wel weet,
dat het een heel klein kunstje is, om de diverse afvoeren op een
pijp te laten uitmonden. Het meest billijke is dan ook om h ,t
karakter van vergoeding voor gebruik te behouden overeenkomstig
het voorstel van B Wr
De heer MUSTERS heeft het antwoord van B W willen afwachten,
omdat hij ook was voor een progressieve heffing. Spreker geeft
toe, dat een dergelijke belasting vele moeilijkheden mede zal
brengen, doch voor turn is hot de vraag, cf het billijk is,dat ui;
kleine woning evenv-el betaalt als een groote, en dan acht spre
ker zulks niet billijk. Daarom blijft hij ook tegen het voorste?
van B XI,
De heer WALDER zegt, dat als het oen belasting was, zooals de
heer van Hasselt aanhaalt met de persone le belasting, deze gelij
zou hebben, dat verschillende panden er niet onder zouden vallen,
doch het is hier geen belasting, doch een retributie, dus een
vergoeding voor bewezen diensten.
Wethouder VAN HASoELT wijst er op,dat er van een retributie
geen sprake me-.r is als de heffing progressief geschiedt.
De heer WALDER is het daarmede niet eens, en meent, dat een
retributie evengoed progressief te maken is. Het gaat er maar om,
om het stelsel zoo billijk mogelijk te maken en dat is toch niet
het geval, wanneer voer een groote woning of inrichting, welke
zooveel meer genot heeft van de rioleering evenveel moet worden
betaald als voor een arbeiderswoning. Men voelt de onbillijkheid
daarvan. Spreker haalt in verband hiermede nog een verkiezings
manifest aan van den heer Boschman,waarin ook op deze onbillijk
heid wordt gewezen. Een verdubbeling is naar sprekers meening
niet billijk, omdat dat door den huiseigenaar toch weer verhaald
zal worden op den huurder.
De heer VAN KAAM is het in deze eens net de heeren Muster en
Walder, behalve dan wat betreft het verhaal van den eigenaar op
den huurder. Spreker gelooft niet, dat dit zal gebeuren. Hij vind
het ook niet billijk, dat voor een kleine woning evenveel betaald
moet worden als voer een groote en is daarom ook voor progressie
Wethouder VnN HASSELT merkt op, dat men het hier over de bil
lijkheid heeft, maar ook net een progressieve heffing zal men vel
onbillijkheden krijgen. Spreker vraagt, of het dan billijk is,dei
iemand met een groot huis op de Markt bijvoorbeeld evenveel be
taalt als iemand mot een dergelijk huis, dat ver buiten af staaJ
Hij wijst nog op andere onbillijkheden bij e>_n progressieve hef
fing, en blijft van meening, dat het stelsel van vergoeding vooi
gebruik het billijkste is. Zoo is het toch ook met andere ding i
die gebruikt worden. Een brood bijvoorbeeld kost toch ook even
veel voor een rijke als een arme, en de prijs dien men daarvoor
betaalt, is toch ook niets anders dan een vergoeding voor de dUn
sten van den bakker.
De heer MUsTERS is van meening, dat iemand, die op de Markt
woont,beter f.10,kan betalen dan hij zelf bijvoorbeeld f.2,50.
De VOORZITTER merkt op, dat dit geen argument is.
De he^r BA X vraagt, of er geen oplossing gevonden kan worden
door een heffing naar het aantal kamers?