-42- De VOORZITTER merkt op,dat,als er een epidemie zou uitbreken, we aan de nieuw te bouwen barak ook niet veel zouden hebben,om dat die slechts berekend is op 20 bedden. De heer VALDER acht een dergelijke barak voer een gemeente met 22C00 inwoners niet erg groot en vraagt,cf het aantal bedden niet uitgebreid kan werden. De VOORZITTER zegt,dat zulks niet meer gaat. Bovendien zouden de kosten dan ook weer zooveel hooger worden. De heer SCHUYL is het geheel eens met den heer Walder en dringt er ook op aan,dat spoedig hierin voorzien zal worden. Het heeft spreker verwonderddat omtrent deze kwestie niets in het rapport staat,daar spreker er in de commissie toch over gesproken heeft. De VOORZITTER zegt,dat de tegenwoordige barak 50 jaren geleden gebouwd is en voer dezen tijd niet meet voldoet. De plannen voor de vernieuwde barak zijn echter reeos vei1 gevorderd en zouden misschien reeds in orde geweest zijn,als de tijdsomstandigheden niet zoo slecht waren. Er wordt echter zooveel mogelijk spoed mee betracht en zoodra alles voor elkaar is,zullen de voorstellen hieromtrent dan ook aan den raad worden voorgelegd. De heer VAN KROON wijst nog op de ondoelmatige ligging van de barak en hoopt,dat daar met den bouw van de nieuwerekening mee zal worden gehouden. Hoofdstuk VI. Openbare werken. Volgnummer 143. Onderhoud van straten en pleinen. Be Heer MUSTERS begrijpt niet",hoe B V/ er toe gekomen zijn om die vier menschen bij de reiniging te ontslaan. Deze mensehen v/aren een half jaar tevoren aangesteld,bij wie er een was,die zelfs zijn vast werk aan de fabriek had opgezegd en voor den bond bedankteomdat hij dacht van die betrekking aan de gemeente zeker te zijn. Wanneer die menschen een half jaar geleden noodig waren, dan zijn ze aat. nu ook nog,want toen was het zomer en er is sinds dien toch geen verandering/in de stad of in den toestand. Spreker zou zelfs denken,dat ze 's~*winters nog eerder noodig waren voor het schoonhouden der stad. Het gaat toch niet aan om aan de eene zijde groote sommen uit te geven voor de verfraaiing van.-de stad en aan de andere zijde degenen,die voor het schoonhouden moeten zorgen,te ontslaan. Op die manier zou dat geld weggooien zijn. Spreker is het met deze handelwijze dan ook niet eens en hoopt, dat alsnog een middel zal wTcrden gevonden om die menschen terug te nemen,temeer waar ze nu werkloos zijn en toch door de gemeente gesteund moeten worden. /gekomen De heer BOSCHI.iAN had hetzelfde willen zeggen als de heer Mus ters betreffende deze kwestie. Vroeger werd de stad mooi schoon gehouden,maar tegenwoordig,en vooral met het vallen van het blad is het op sommige straten en pleinen,een rommel. De heer ,/aLBER vraagt, of rommel wel parlementair is? De VOORZITTER merkt op,dat de heer Walder naar zijn weten nog niet de bevoegdheid gekregen heeft om hier als gids op te treden. De heer VaLDER gelooft,dat de menschen hier toch den weg wel weten De heer BCSCHMAN is van meening,dat het in het belang van de verfraaiing van de stad is,als die vier menschen weer zoo spoedig mogelijk in dienst genomen worden. Sinds die menschen ontslagen zijn,is het met het schoonhouden van de stad al veel minder ge worden. Bovendien kan men ze beter in dienst houden dan steun ge ven Wethouder JUTEN zegt,dat die vier menschen bij de reiniging ontslagen zijn geworden,in den tijd,dat B \1 met het samenstel len der begrooting bezig waren. Bij de hoofden van dienst is toen advies ingewonnen omtrent de meest mogelijke bezuiniging en rïaar aanleiding daarvan waren B W van meening,dat deze vier menschen konden werden gemist. Daardoor werd een bedrag van f.4000,-- be zuinigd. Dat de stad er minder goed is gaan uitzien,daarmede id spreker het niet eens. Be technische dienst was ook van meening, dat de reiniging er niet onder zou lijden. Vat betreft die kwes tie met het vallen van het blad,dat. is al 50 jaren zoo, en heeft niets met dit ontslag te maken. Vanneer die vier menschen in dienst waren gehouden,zouden we dat ook precies eender gehad hebben. Immers wanneer de bladeren gaan vallen,wordt met het opruimen in den regel gewacht,totdat ze bijna allen van de boomen af zijn.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1933 | | pagina 42