-31-
De begrooting is toch ook in de commissies al behandeld en naar
sprekers meening kan men dan toch al aan zijn algemeene beschou
wingen beginnen. Men behoeft daarmede toch niet te wachten tot
het antwoord van B W op de in de commissies gemaakte opmerkingen.
Spreker is van meeningjdat de leden voor het gereed maken hunner
algemeene beschouwingen dan ook voldoende tijd hebben gehad.
De heer SCHUYL zegt van den heer van Hasselt een pluimpje te
hebben gekregen,en wil naar aanleiding daarvan wel direct opmerken,
dat hij op pluimstrijkerij niet gesteld is. Spreker zegt de zaken
zccals hij die ziet zonder meer. ook de verklaring van den heer
Juten betreffende zijn tegenstemmen bij het voorstel van de Duin-
tjes moet spreker direct, terugwijzen. Hij weet,dat de heer juten
m de commissie het voorstel namens B V verdaügd heeft en dat
ook gedaan heeft in den raad,al was dat dan niet op erg overtuigen-
Qe wijze,en dat de heer juten tenslotte toch tegen stemde,getuigt
niet van politiek fatsoen. Iets anders was het geweest,wanneer hij
voor de stemming een verklaring had gegeven,wat hij gevoegelijk
had kunnen doen naar aanleiding van de debatten. Daarover is spre
kers kritiek hoofdzakelijk gegaan. Wat de door hem gebruikte ver
gelijking omtrent de houding in deze van den heer juten aangaat,
vijst spreker er o^^dat die vergelijking,zooals de heeren uit hun
boeken wel we ten, voor 1900 t^ren reeds gebruikt werd voor derge
lijke ^menschen. Spreker zegt,dat er een groot verschil is tusschen
theorie en praktijk voor de aanhangers van die leer.
Wat de kwestie van het aanplakken van biljetten betreft,wil
spreker er op wijzen,dat het niet zijn bedoeling geweest is om
daarbij andere organisaties moeilijkheden in den weg te leggen.
Hij heeft het hier slechts naar voren gebracht om de aandacht te
vestigen op de onbillijke behandeling ten opzichte van sprekers
organisatie. Iedere partij heeft het recht van het vrije woord en
dat wordt ten opzichte der S.D.A.F. nog al eens uit het oog ver
loren.
Door den Voorzitter is verder gesproken over de werkverschaf-
fmgsobjecten,en hij heeft daarbij toegegeven,dat het noodzakelyk
was,dat de werklooze arbeiders zoo spoedig mogelijk aan werk wer
en geholpen. 3r zijn ccor den Voorzitter echter geen werken ter
uitvoermg genoemd, van de zijde van sprekers fractie is den Voor
zitter meermalen een arbeiders vijandige houding verweten en het
verheugt spreker,dat hun opvatting daaromtrent thans eenigszins
anders geworden is. Spreker heeft die gewijzigde houding van den
Voorzitter opgemaakt uit zijn zwijgen bij het voorstel tot ver
hooging van de steunnormen,en waadeert dat ook. Het is jammer,
dat daaromtrent nog steeds geen beslissing door den minister ge
nomen is. Spreker hoopt echter,dat de Voorzitter zijn gewijzigde
houding zal handhaven en met de organisaties,waarvan spreker de
verzekering geeft,dat die niet stil gezeten hebben,zal trachten zoo
spoedig mogelijk de goedkeuring op dat raadsbesluit te verkrijgen.
Ie nood is hoog gestegen en er moet spoedig verbetering komen,voor
al m deze barre tijden. Als dat raadsbesluit dan ook niet goed
gekeurd zou worden,kan spreker wel zeggen,dat het niet ligt aan de
organisatiesdie alles in het werk gesteld hebben om de regeering
van de noodzakelijkheid der verhooging te overtuigen. Het spijt
hebben1* moeten zeg£en>öat B W die overtuiging blijkbaar niet
Betreffende de kwestie van onderwijs aan jeugdige werkloozen
heeft spreker geen antwoord gekregen. Hij vraagt of dat misschien
verband houdt met het feit,dat wethouder Scheffelaar,onder wien die
zaak ressorteert,hier niet is en hij dus tot diens aanwezigheid op
antwoord daaromtrent moet wachten?
Op de opmerking van den heer Broekmans betreffende de radiodis
tributie zou spreker vallen zeggen,dat het stichten van overheids
bedrijven en vooral waar het particulier initiatief tekort schiet,
behoort tot de eischen van verschillende partij-programmas ook tot
at van de R»K.StaatspartijBovendien wil spreker er op wijzen.dat
de gemeente over den prijs niets te zeggen heeft,zoolang ze niet
boven het gestelde maximum komen.
Wat de kwestie betreft,dat de leden van den raad 4 dagen voor
deze vergadering de agenda met stukken hebben thuis gekregen,zegt
spreker,dat die tijd voor hem niet voldoende is om zich behoorlijk
voor te bereiden. Spreker vat zijn lidmaatschap serieus op en wil
er op wij zen,dat het antwoord van B W wel degelijk van invloed