- 11 - ling is, zooals door den heer Juten uitvoerig is aangetoond. Wethouder KltilPE is het er mee eens, dat een vergelijking van het gasthuis met andere gemeentebedrijven niet opgaat. Men moet echter het algemeen burger gasthuis vergelijken met een instelling als het Stads Wees- en Armkinderhuis, dat ook een gemeente-instel ling is, en waarvan de regenten ook door den raad benoemd worden. Dan krijgt men een juiste vergelijking en het beste inzicht, dat eide instellingen gemeentelijke instellingen zijn. Ook het colle ge van regenten van het Stads Wees- en Armkinderhuis kan allerlei esluiten nemen en uitvoeren zonder den raad daarvoor eerst mach tiging te moeten vragen. Het is hiermede precies hetzelfde als met het gasthuis, en men ka,n daaruit dan ook geenszins afleiden, dat het gasthuis geen gemeente-instelling zou zijn. Spreker is het niet eens met de opmerking van den heer Bekker, dat het precies het- v blijft, °f die wijziging wordt aangebracht of niet. De raad neeft thans het recht de benoeming van den voorzitter en secreta ris-penningmeester zelf te doen, geeft men dat recht uit handen, dan zal het gaan als met de goedkeuring der rekeningen, n.l, dat iet college van regenten dan de beslissing neemt. En als de raad er dan zijn goedkeuring niet aan verleent, gaat het college een voudig naar Ged.Staten om goedkeuring der genomen beslissing en -eeft de raad niets meer te vertellen. Daarom moet het benoemings recht ook aan den raad blijven. Wethouder SCHEFFELAAR is van meening, dat het vrijwel hetzelfde blijft, of de raad dan wel het college van regenten den voorzitter benoemt, omdat de benoeming door de regenten toch altijd aan de goedkeuring van den raad onderworpen is, en de continuïteit bij et bekleeden van die functie dus toch van den raad afhangt. Daar om heeft spreker ook geen bezwaar gehad in het college van B W tegen de voorgestelde wijzigingen. De heer BECHT wijst er op, dat de vaststelling van het regle ment van het Algemeen Burger Gasthuis door den raad geschiedt en daaruit ook volgt, dat het een semi-gemeentelijke instelling is. Dat het hetzelfde blijft, of de voorgestelde wijzigingen al of niet v'.orden aangebracht, gelooft spreker niet. Immers wanneer een voor zitter door het college van regenten zou worden benoemd, waarmede de raad zich niet zou kunnen vereenigen, zoodat dat besluit dus niet de goedkeuring van den raad zou krijgen, zou dit toch eigen lijk een slag zijn in het aangezicht van het college van regenten. Bovendien wijst spreker er op, dat, als de toestand door die wij zigingen toch onveranderd blijft, het ook nergens voor noodig is, aie wijzigingen aan te brengen. Daarom moet de heer Scheffelaar ook tegen die wijzigingen stemmen. Wethouder JUTEN kan in tweede instantie vrij kort zijn. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Scheffelaar wijst hij er op, dat zijn betoog juist was, dat er geen sprake is van aan het gasthuis verleende faciliteiten en dat de instelling even goed als elke particulier rioolbelasting e.d. aan de gemeente betalen moet. Daaruit blijkt juist, dat men hier niet met een gemeentelijke in stelling te maken heeft, linear dat ze geheel op zichzelf staat. Was het wel een gemeentelijke instelling, dan zou het toch recht hebben op reductie van die prijzen, zooals de andere gemeentebedrijven. Naar sprekers meening is het reglement niet de band tusschen het gemeentebestuur en het gasthuis, maar is het reglement de schakel tu$schen de instelling en Ged. Staten. Deze laatsten oefenen het toe zicht op de instelling uit via den raad door middel van het regle ment, Wat tenslotte de opmerkingen van den heer Kiepe aangaat en diens vergelijking met het Stads Wees-en Armkinderhuis, gelooft spreker, dat die vergelijking slecht gekozen is. Immers wanneer het Stads Wees- en Armkinderhuis een gemeente-instelling is, had het college van regenten niet op eigen houtje den dijk, na den door braak eenige jaren geleden, kunnen laten repareeren, zonder de ge meente daarin te kennen, Wanneer die reparatie zou gebeurd zijn on der toezicht van den dienst van Openbare Werken, wat toch het geval geweest zou zijn, wanneer het een gemeente-instelling was, dan zou zij veel beter tot stand zijn gebracht da,n nu het geval is geweest. Die reparatie zou dan niet zoo ondoelmatig geweest zijn en het geld op die manier niet zijn weggegooid. De heer WALDER merkt op, dat men nu uit de biecht gaat klappen. Wethouder JUTEN zegt reeds meerdere malen hierover met zijn col lega, den heer Kiope, vriendschappelijke woorden te hebben gehad. Nog andere voorbeelden zou spreker hieromtrent kunnen aanhalen, waaruit blijkt, dat men niet met gemeentelijke instellingen te doen

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1933 | | pagina 172