- 10 -
gemeentelijke instelling. Nu weet spreker wel, dat de hier gemaakte
vergelijking met de gemeente-bedrijven en het slachthuis niet op
gaat, maar het kan toch niet ontkend worden, dat ook het gasthuis
een gemeentelijke, zij het dan semi-gemeentelijke instelling is.
Wat nu de motieven betreft, die geleid hebben tot de voorgestel
de reglementswijzigingen, heeft de raad kunnen hooren, dat het col
lege van regenten zulks graag heeft. Naar sprekers meening zal men
met die wijzigingen echter heel voorzichtig moeten zijn. Er is hier
reeds^opgemerktdat bij een klein college een aftredende voorzit
ter of een ander bestuurslid uit piëteitsoverwegingen al gemakke
lijk wordt herbenoemd, al is dat niet altijd wenschelijk in het be
lang van de zaak. Bij een college van 19 personen, zooals de raad,
zal dat echter niet zoo gemakkelijk voorkomen, en krijgt men niet
zoo gauw het gevaar van onder onsjes. Bij. benoeming van den voor
zitter door den raad, kan ook met andere dingen rekening worden ge
houden. Zoo zou het na een verkiezing ook wel kunnen gebeuren, dat
het wenschelijk was, dat in het bestuur der instelling verandering
wexl gebracht. En in verband met het gezegde: de stem des volks is
de stem van God, is spreker van meening, dat de raad de benoeming
van den voorzitter en de regenten aan zich moet houden. De positie
/an den voorzitter van het college van regenten van het gasthuis
moet een zoodanige zijn, dat daarin gemakkelijk eens verwisseling
gebracht kan worden. Bijzondere capaciteiten zijn er niet voor noo-
ig, wat spreker gebleken is uit den tijd, dat hij regent was en
vier jaren heeft samengewerkt met den tegenwoordigen voorzitterdie
ook zoo ineens voor die taak kwam te staan, en waarbij de werkzaam-
rieden toch tot ieders tevredenheid werden gedaan. Spreker hoopt, cm
ook de verdere besprekingen omtrent deze kwestie gevoerd zullen
olijven op den aangenamen toon, als tot nu geschied is. Wat dc be
noeming van den secretaris-penningmeester betreft, is spreker er
ook voor om die aan den raad te houden. Wanneer door het college
/an regenten een voordracht gedaan wordt tot benoeming van dezen
lunetionaris, dan zal, als daar de heer Bevin als no.l op staat,
deze toch ook wel benoemd worden, omdat toch ieder lid van den raad
wel weet, wat de heer Bevin voor deze instelling gedaan heeft,
laken en personen kennende, zou het spreker tegenvallen, wanneer
een d®rSelijke benoeming niet met algemeene stemmen zou geschieden.
wat 'de vermeerdering van het aantal regenten van 7 op 9 betreft,
zegt spreker zich daar wel mede te kunnen vereenigen.
De heer MUSTERS zegt tot nog toe niet de motieven te hebben ge-
oora. welke geleid hebben tot wijziging van het standpunt ten op
zichte van de benoeming van den voorzitter van het college van re
genten, en zoolang hij deze niet hoort zal hij zich houden aan het
andpunt van 1928. Ook de benoeming van den secretaris-penning
eester zou spreker aan den raad willen houden. Hij is van meening,
a de raad toch de door het college van regenten ingediende voor-
aracht wel zal volgen. Wat de capaciteiten van den voorzitter van
et college van regenten betreft, gelooft spreker toch wel, dat
daarvoor altijd een geschikt persoon te vinden zal zijn onder de
vijf regenten-raadsleden, welke er volgens het nieuwe reelement
zullen komen. B
De heer BROEKMANS wijst er naar aamleiding van de opmerkihg van
den heer Musters, dat hij geen motieven voor deze wijziging gdhoord
neeft, op, dat dje toch door hem naar voren gebracht zijn waar
spreker er op gewezen heeft, dat het heel goed mogelijk is, dat on-
r e regenten-niet—raadsleden iemand is, die buitengewoon geschikt
zou zijn voor voorzitter. Zoo iemand zou dan volgens het thans gel
dende reglement niet tot voorzitter benoemd kunnen worden Het is
ook morölijk_dat een voorzitter goed voldoet, doch bij een volgende
raa sverkiezmg niet meer als lid van den raad zou worden herkozen,
waardoor hij ook als voorzitter van het college van regenten zou
moeten aftreden. Een dergelijke gang van zaken is niet in het belang
van het gasthuis. Men moet niet vergeten, dat de voorzitter van het
co ege van regenten met alle zaken op de hoogte moet zijn en deze
iunctievooral na de groote uitbreidingen der instelling, de ge-
ee e werkkracht van een persoon vraagt. Men zal het toch met spre
ker eens zijn, dat, als er een nieuwe voorzitter zou moeten komen,
1 weer heel wat moeilijkheden zou meebrengen en het weer heel wat
na bosten, eer deze zich in de zaak geheel heeft ingewerkt.
At edeputeerde Staten geen definitief antwoord gegeven hebben op
e pertinente vraag, of het Algemeen Burger Gasthuis al of niet als
een gemeentelijke instelling beschouwd moest worden, is voor spre
ker nog geen bewijs, dat het een gemeentelijke instelling" is, Spre-
er is integendeel van meening, dat het geen gemeentelijke Instel—