- 6 -
jonger dan vier jaren in functie kan blijven. Hij is het niet eens
met de bewering van den heer Schuyldat het gasthuis een gemeente
lijke instelling zou zijn. Naar sprekers meening blijkt uit alles,
dat het geen gemeentelijke instelling is en het college van regen
ten kan op financieel gebied dan ook heel wat doen, zonder dat daar
voor de^ sanctie van den raad noodig is. Wanneer een gemeentebedrijf
een uitbreiding moet ondergaan, kan dat niet zonder goedkeuring van
den raad, doch bij de belangrijke uitbreiding van het gasthuis bij
voorbeeld was daar geen sprake van.
De heer MUSTERS zegt zich wel te kunnen vereenigen met de uit
breiding van het aantal regenten en de benoeming van den Secretaris
penningmeester tot regent. Hij is het er echter niet mee eens om
den voorzitter te doen benoemen door het college van regenten. Bij
de behandeling van eenzelfde voorstel als dit in 1927, waren de le
den der R.K.Stadspartij unaniem van oordeel, dat zij daaraan niet
konden medewerken en die benoeming aan den raad moest blijven.
Spreker heeft geen enkel motief gehoord waarom nu van dat stand
punt zou moeten worden afgeweken en ziet ook niet in, waarom dit
nu v/el noodig is. Hij zal zijn stem hieromtrent dan ook laten af
hangen van de motieven, welke voor deze wijziging naar voren ge
bracht zullen worden.
De heer SIMONS is het geheel eens met den heer Musters. Wat de
bewering van den heer Broekmans betreft, dat het gasthuis geen ge
meentelijke instelling zou zijn, is spreker van een andere meening,
wa.arbij hij er op wijst, dat de regenten toch altijd door den raad
benoemd moeten worden. Dat is voor hem toch wel een bewijs, dat de
gemeente er veel mee te maken heeft.
De heer BEOHT zegt ook tegen de benoeming van den voorzitter
buiten den raad te zijn. Hij is van meening, dat het gasthuis, als
het dan geei gemeentelijke instelling is, toch in elk geval een
kjfcmi—gemeentelijke instelling is, waarvan de benoeming van den
voorzitter aan den raad moet worden overgelaten. Hij wijst er ver-
der op, dat bij colleges die zelf hun voorzitter benoemen, het
meermalen gebeurt, dat die functionaris uit een oogpunt van pië-
teit maar steeds gehandhaafd blijft, hetgeen tot verkeerde toe
standen aanleiding kan geven. Daarom acht spreker het het best,
dat deze benoeming volgens het oude reglement gehandhaafd blijft,
legen de mogelijkheid om den secretaris-penningmeester tot regent
te benoemen heeft spreker op zich geen bezwaar, doch hij wil er
daarbij op wijzen, dat deze daardoor ook stemrecht krijgt in het
college van regenten en dit een belangrijke wijziging brengt in
zijn positie. Dat de regenten zelf den secretaris-penningmeester
benoemen willen, vindt spreker geen bezwaar. Het is wel logisch,
dat men iemand wil hebben, dien men zijn volle vertrouwen kan geven.
De heer MUSTERS merkt op, dat men betreffende het regentschap
van den secretaris-penningmeester zou kunnen bepalen, dat hij geen
stemrecht heeft.
De heer BECHT acht dit niet juist, daar het college van regen
ten op die manier weer onvoltallig wordt.
Wethouder KIEPE zegt, dat de meening, die hij in deze kwestie
in 1927 verkondigd heeft, door hem nog steeds ten volle gehuldigd
wordt. Hetgeen door den heer Musters gezegd is, is volkomen juist
tn spreker blijft dan ook tegen benoeming van den voorzitter bui-
^0n+.(t,en raa<^' Volgens sprekers overtuiging is het Algemeen Burger
Gasthuis wel degelijk een gemeentelijke instelling en hij is in
die overtuiging nog gestijfd door het feit, dat eenige jaren ge
leden door B W aan Ged.Staten de pertinente vraag werd voorgelegd
om uit te maken, of het gasthuis een gemeentelijke instelling was
of nietGed#Staten hebben daarop nooit een definitief antwoord
gegeven. Waar dit zoo is, moet de band tusschen het gemeentebestuur
en het gasthuis niet verzwakt worden, en het eenigste waarmede
spreker zich dan ook kan vereenigen is het voorstel tot uitbreiding
van het aantal regenten van 7 tot 9,
De heer BEKEER gelooft niet, dat de raad minder zeggenschap
ri3g"fc door de benoeming van den Voorzitter en den Secretaris-pen
ningmeester door het college van regenten. Immers die benoemingen
zijn toch aan de goedkeuring van den raad onderworpen, zoodat de
raad toch uiteindelijk de beslissing in handen houdt.
Wethouder KIEPE merkt op, dat de raad daar niets mee opschiet,
want wanneer hij een dergelijke benoeming niet zou goedkeuren,
trekken de regenten zich daar niets van aan en berust de beslis
sing bij Ged.Staten.