- 5 -
/mogelijk
om den band met de gemeente losser te maken en hij~~kon zich dan
ook met het voorstel van de heeren Walder c.s. vereenigen.
Het gasthuis is een gemeenschapszaak en daarom is het noodig,
dat een college als de raad daarop ook zooveel/toezicht kan uit
oefenen, hetzij direct of indirect. Wanneer men tracht dat toezicht
te verminderen, zooals met dit voorstel tot wijziging van het re
glement, dan beteekent dat vermindering van de macht van den raad,
dus van de gemeenschap, hetgeen ook niet democratisch is. Het lijkt
spreker ook niet goed, dat een college, onverschillig welk, steeds
zichzelf aanvult, en een al te lange continuïteit van den voorzit
ter kan naar sprekers meening ook nooit goed zijn. Het kan wel eens
van groot belang zijn, dat er een andere voorzitter komt. Wanneer
het college van regenten steeds zelf zijn voorzitter benoemt, zou
dat wel eens tot verkeerde toestanden kunnen leiden, en spreker ziet
het belang voor het gasthuis hiervan niet in. Dat een nieuwe voor
zitter zich weer moet gaan inwerken, acht spreker geen bezwaar.
De heer Juten werd in 1927 Voorzitter zonder ooit regent te zijn
geweest en in de vier jaren, dat spreker als regent met hem gewerkt
heeft, kan hij niet anders zeggen, dan dat het steeds goed gegaan
is. Voer spreker blijkt daaruit, dat er geen bijzondere capaciteiten
voor noodig zijn. Dit is wat spreker in het algemeen over het voor
stel wilde zeggen. Wat verder de voorgestelde wijzigingen zelf be
treft, zegt spreker voor zich geen bezwaar te hebben tegen uit
breiding van het college van regenten met één uit de burgerij en
een uit den raad, wel echter tegen de benoeming van den voorzitter
en den secretaris-penningmeester door het college van regenten
zelf, al is die benoeming dan ook aan de goedkeuring van den raad
onderworpen.
Het scheppen van de mogelijjkheid, dat de secretaris-penning
meester tevens regent is, kan zijn nut hebben en daar heeft spre
ker ook niets op tegen. Tenslotte wijst spreker nog op artikel 24-
oud, dat mengeheel wil schrappen. Ofschoon dat artikel niet van
veel waarde is, zou spreker het toch in het nieuwe reglement wil
len behouden uit een oogpunt van romantiek.
De heer DEMMERS zegt als oud-regent van het gasthuis heel anders
tegen deze voorgestelde wijzigingen aan te kijken dan de heer Wal
der. Spreker heeft den gang van zaken aan het gasthuis vier jaren
meegemaakt en heeft daarbij de vaste overtuiging gekregen, dat het
in het belang van het gasthuis is, dat het college van regenten een
vasten voorzitter heeft. Hij is ook van meening, dat het noodig is,
dat de secretaris-penningmeester door de regenten zelf benoemd
wordt, omdat deze mede verantwoordelijk zijn voor diens beheer.
Daarom moet naar sprekers raeening de secretaris-penningmeester docr
de regenten zelf uit hun midden benoemd worden.
De heer SCHUYL gelooft niet veel meer te moeten zeggen na het
geen door den heer Walder in deze reeds is naar voren gebracht.
Spreker is het daar geheel mee eens. De raad moet bij een gemeente
bedrijf, zooals toch ook dit moet beschouwd worden, de macht niet
uit handen geven. Spreker is van meening, dat de raad altijd den
Woorzitter van het college van regenten ter verantwoording moet
kunnen roepen. Spreker beschouwt dit als bij de andere gemeentebe
drijven, waar ook een wethouder voorzitter is van de betrokken
commissie. Dat is niet voor niets gedaan, want daardoor houdt een
lid van het dagelijksch bestuur toezicht op den gang van zaken en
spreker ziet niet in, waarom dit bij het gasthuis niet het geval
zou zijn. Als overheid moeten we zorgen, dat de macht bij den raad
blijft over de instellingen, die direct of indirect onder de ge
meente staan.
De heer BROEKMANS zegt als regent van het Algemeen Burger Gast
huis deze voorstellen tot wijziging van het reglement zelf mee te
hebben tot stand gebracht, en daar heel anders tegen aan te kijken
dan de heeren Schuyl en Walder. Hij wijst er op, dat, als er 9
regenten zijn, het toch best mogelijk is, dat er onder degenen,die
geen lid van den raad zijn, een is, die buitengewoon geschikt is
voor de functie van Voorzitter. Wanneer nu deze wijzigingen worden
aangenomen, is het daardoor mogelijk zoo iemand tot voorzitter te
benoemen, wat nu niet kan. Het is verder ook werkelijk in het be
lang van het gasthuis, dat iemand die voorzitter is en daarvoor de
goede eigenschappen heeft, in die functie gecontinueerd kan werden,
ook al zou hij niet meer het raadslidmaatschap bezitten. Spreker
acht het zeer zeker in het belang van het gasthuis, dat een voorzit
ter, die de noodige capaciteiten daarvoor blijkt te bezitten, ook