- 9 - is voor zichzelf te spreken,hij noch de heer Bx'oekmans verra ders zijn,zooals de heer Schuyl gezegd heeft. Ofschoon het misschien wel een beetje verwaand van spreker is, wil hij hier toch opmerken,dat hij nog steeds de leider en voorzitter der R.K,raadsfractie is. Spreker heeft ook nog steeds de notulen, welke door den heer van Tienen zijn bijgehouden, en daaruit kan spreker zwart op wit bewijzen, dat hij en de heer Broekmans altijd hun stem voor wat betreft, de wethoudersverkiezingen hebben gereserveerd, en daarom vrij waren hun stem uit te brengen op wien zij wilden» Dat zij tenslotte hebben meegewerkt aan de samenstelling van dit college van B W, is geen bewijs, dat zij verraders zijn. Slechts in uiterste noodzaak mochten zij als Katholieken samenwerken met de S.D.A.P. en die uiterste noodzaak was niet aanwezig,zootang er nog een andere groep van Katholieken in den raad zitting had. Dat zal iedereen moeten toegeven,die personen van zaken weet te onderscheiden. Onder deze omstandigheden was er dus geen aanleiding om samenwerking met de S.D.A.P. te zoeken. Spreker zou ook nog kunnen bewijzen, dat de meerderheid van de R.K.kiesvereeniging en het bestuur nog altijd achter hem staat, doch hij acht dit hier niet noodig omdat het toch geen nut heeft. De VOORZITTER wil op de eerste plaats naar aanleiding van de grief van den heer Schuyl betreffende toestemming voor open lucht meetingen opmerken,dat hij eens een dergelijk verzoek heeft toegestaan voor de R.K.Volkspartij.Die heeft daar echter een zoo danig misbruik van gemaakt,dat spreker toen besloten heeft om nooit meer een dergelijke toestemming te geven. De heer- Schuyl moet dus uit de weigering der vergunning voor het Geertruidaplein niet opmaken,dat die houding speciaal tegen de S.D.A.P. zou gaai Verschillende partijen hebben het nog gevraagd,maar aan niemand is verder toestemming gegeven. De heer Schuyl heeft verder in zijn beschouwingen de stad op een zeer eigenaardige manier naar beneden gehaald. Hij heeft o.a. de stad een achterlijk gat genoemd. Daartegenover wil spreker er op wijzen,datals men als vertegenwoordiger der stdd ergens zit ting in heeft,men de stad niet naar beneden moet halen, maar moet trachten ze omhoog te brengen. Wat de opmerkingen van den heer Schuyl betreft over sprekers persoonlijke capaciteiten,is het natuurlijk niet aan spreker om daarover te oordeelen. Hij is den heer Schuyl echter dankbaar voor zijn opmerkingen en zal die in alle gerustheid naast zich nederleggen. Inzake de werkverschaf fing en steunverleening verwijst spreker naar de in de Kamer gevoerde debatten,waaruit wel heel duidelijk blijkt,dat voor de gemeenten de grens van het mogelijke is bereikt, en dat zoowel voor de gemeenten als voor het rijk de kosten van werkloosheids- zorg te groot worden en niemand weet waar het heen moet. In dit verband haalt spreker aan hetgeen hieromtrent in de Kamer gezegd is door den heer Polak,een partijgenoot van den heer Schuyl, en den heer Nivard. Men zal in deze dan ook niet alleen rekening moeten houden met het hart,maar ook met het verstand. Spreker wil hier dan ook een ernstig woord van waarschuwing laten hooren dat men toch vooral voorzichtig moet zijn en men bij alles rekenin moet houden met de financieele draagkracht der gemeente.Tenslotte merkt spreker op,dat hij er niets op tegen heeft,dat de zaken hier spherp naar voren gebracht worden; dat de heer Schuyl dat zeer goed kan,weten we,maar spreker zou willeb verzoeken daarbij altijd parlementair te blijven en het prestige van den raad niet naar beneden te halen. Wat de opmerking van den heer Musters betreft aangaande den steun aan tuinders,merkt spreker nog op,dat dit een zeer moei lijke kwestie is.Er zal echter alsnog getracht worden om voor de tuinders gedaan te krijgen wat mogelijk is. De heer BOSCHMAN wil naar aanleiding van hetgeen door den heer van Hasselt naar voren gebracht is,opmerken,dat hij niet als voorzitter van de R.K.raadsfractie het woord gevoerd heeft, maar als tijdelijk voorzitter, als hoedanig spreker ook in de notulen vermeld staat. De heer SCHUYL merkt op,dat het antwoord fran den heer Musters wel heel pover is.Wat spreker in zijn algemeene beschouwingen aan het adres van de R.K.Staatspartij en de dissidenten gezegd heeft,had een bestrijding op grootere schaal gewettigd. Dat de heer Musters zich gedrongen heeft gevoeld iets te zeggen, kan spreker begrijpen,maar het is toch een zeer zielige bestryding.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1932 | | pagina 69