- 30 -
De heer 3CH2FFELAAR zegt degene te zijn geweest, die in het
College van B W heeft voorgesteld om een subsidie te geven van
£590,Er is slechts een tekort van 1390,en wanneer het
subsidie met 1000,verhoogd wordt, kan naar sprekers meening
het dan nog tekort komende bedrag van 390,gemakkelijk gevon
den worden door bezuiniging. Het is wel waar, dat dan het school
geld met 20$ moet worden verhoogd, maar in het tegenovergestelde
geval profiteeren daarvan toch alleen de leerlingen der school.
Wanneer men de voordeelen van iets wil hebben, dan moet men er ook
wat voor over hebben. Daarom is spreker ook tegen de verhooging
der subsidie met 25OO,en blijft bij zijn voorstel om de sub
sidie te verhoogen met 1000,waarmede z.i. het tekort heel goed
kan worden gedekt. en
Wethouder VAN HASSELT wil over deze kwestie nog een ander naar
voren brengen, ofschoon hij al wel gezien heeft in welke richting
de uitspraak van den Raad bij de stemming zal gaan. Door een lid
van het College van B W werd opgemerkt, dat men beter de school
in een lyceum kon omzetten. Men moet echter niet vergeten, dat
deze school reeds voorbereidend hooger onderwijs geeft. Men moet
in deze billijk zijn. Toen deze school gebouwd werd, wilde men
ook hier een lyceum maken, maar tenslotte is deze school tot stand
gekomen en werd het meisjes-lyceum opgeheven en naar Roosendaal
overgeplaatst. Overigens kan spreker wel zeggen, dat het in de
bedoeling ligt om, wanneer de crisis voorbij is, van deze school
een lyceum te maken met Rijkssteun.
De VOORZITTER vraagt, of de heer van Hasselt daaromtrent een
vaste toezegging kan doen.
Wethouder VAN HASSELT zegt daartoe niet gemachtigd te zijn,
Spreker is van meening, dat het bestaan van deze school wel dog-;--
lijk in het belang is van de gemeente, waarvan £0$ Katholiek
Het is met deze subsidie echter als met de menscheli jke Voeding.
Wanneer de mensch geregeld slechts voor 3/^ voeding gekregen heeft,
dan sterft hij aan een vroegti jdigen dood en zoo is het ook me L'
deze school. Men kan nu verder wel zeggen, dat de gemeente reeds
heel wat gedaan heeft door het goedkooper geven van den grond,
maar zooals de heer Becht opmerkte, had de gemeente zelf daar het
grootste voordeel van door de vermeerdering in waarde der andere
gronden.
Wat de opmerking van den heer Schuyl aangaat in verband met
sprekers houding ten opzichte der Neutrale school, begrijpt spre
ker niet goed, wat dit hier mede te maken heeft. Spreker wilde
in die kwestie precies weten, tot hoever de verplichting der ge
meente ging. Dat houdt met deze zaak echter geen enkel verband.
Door den heer Scheffelaar is de opmerking gemaakt, dat het te
kort slechts 1390,bedraagt, doch dit is niet juist, omdat
in dat bedrag reeds berekdnd is een verhooging van hst schoolgeld
met 2 0$, en dat moet er af omdat, als men gelijkheid van onderw/f
heeft, ook getracht moet worden naar gelijkheid van schoolgeld,
Wat de opmerkingen betreft over de hooge uitgaven, zegt sprekers-
dat er geen noodelooze uitgaven aan de school worden gedaan, en
hij gelooft ook niet, dat daarop zooveel te bezuinigen zal zijn.
Spreker wil daar echter wel de aandacht van het schoolbestuur op
vestigen, evenals op de uitgave voor onderhoud van den tuin. Hij
vertrouwt, dat de Raad het voorstel om een subsidie te geven van
100,per leerling tot een maximum van 10 000,zal aaine-
men en wijst er nog op, dat het daarbij de bedoeling is om voor
de vaststelling van het leerlingental te nemen den datum van 15
September, welke datum ook voor de subsidie van het Rijk geno
men wordt.
De heer WALDER meent, dat de oprichting van een gymnasium
toch verplicht is voor gemeenten met meer dan 20.000 inwoners.
Spreker weet, dat voor deze gemeente van die verplichting inder
tijd ontheffing is gevraagd en verkregen, en vraagt, of die vry-
stelling nog regelmatig wordt aangevraagd.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
De heer WALDER zegt, dat de gemeente voor deze s chool steeds
veel heeft gedaan, ofschoon ze er niet toe verplicht was. Men kan
echter niet maar steeds meer blijven geven. Op die manier zou de
subsidie wel eens zoo hoog kunnen worden, dat we het niet meer