- 3 - een dag, die voor sommige leden moeilijk is. Dat is geen prettige geschiedenis, maar daar zit men als raadslid nu eenmaal voor. Spreker is ook van meening, dat het bedrag voor de Kerstgave wat klein is. Haar zijn meening, zou, wanneer er van B W wat meer sterkte en drang op den Minister was uitgegaan, er meer hereikt zijn geworden. We staan nu echter voor een voldongen feit en pro testen daartegen helpen niet meer. Op die manier is het een paard achter den wagen spannen. Naar sprekers meening moeten dergelijke zaken eerst hij den Raad komen en daarna verderop, en is hij het in deze geheel eens met den heer Boschman. De heer BEKKSR zegt, dat door den Minister aan diverse gemeenten een schrijven is gericht betreffende het verstrekken van een Kerst gave. Waarschijnlijk is Bergen op Zoom daar niet hij geweest, daar anders het initiatief voor het verstrekken van de Kerstgave van den Minister zou zijn uitgegaan. Spreker zou echter willen vragen, of de Minister ook subsidie geeft in de kosten verhonden aan het geven van deze Kerstgave? En wordt die subsidie ook gegeven, wanneer ook aan de andere werkloozen, die bij de werkverecïa f fing geplaatst zijn, een Kerstgave wordt verstrekt? Spreker zou wel gaarne zien, dat ook die menschen voor een Kerstgave in aanmerkingkwamen, ter wijl hij het met den heer Schuyl eens is, dat men ook de kostgangers daarvan moet laten genieten. De heer SIMONS is van meening, dat er in 't algemeen te weinig voor de groote gezinnen gedaan wordt, en vraagt of men aan die ge zinnen niet wat meer kan geven. De heer BROEKMANS vraagt, hoeveel het zou kosten, wanneer ook een Kerstgave wordt verstrekt aan degenen, die aan de werkverschaf fing zijn geplaatst? De VOORZITTER zegt, dat het hem leed doet, dat door den heer Schuyl hier de persoon van den Minister in het debat is betrokken. Spreker vindt dit afkeuringswaardig en protesteert daar tegen» De heer SCHUYL zegt, dat hij dan heer Ruys de Beerenbrouck in deze zaak betrokken heeft, omdat hij als Minister-president hiervoor verantwoordelijk is. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Schuyl dan geen namen had moeten noemen, maar had moeten spreken van den Minister. Het gaat hier om de functie en niet om den persoon. Bovendien weet de heer Schuyl ook wel, dat al deze zaken worden klaar gemaakt door den heer Meyer de Vries, den Rijksinspecteur voor de werkverschaffing. De heer SCHUYL wijst er op, dat door den Voorzitter thans ook namen genoemd worden. Hij moet dan niet spreken van den heer Meyer de Vries, maar van den Rijksinspecteur. Spreker beschouwt dit alles echter te veel als muggenzifterij om daar verder op in te gaan. Wethouder SCHEFFELaAR zegt, dat voor het verstrekken eener Kerst gave subsidie door den Minister gegeven wordt, tenminste voor de crisis-werkloozen, voor de overige niet. Spreker voelt het zelf ook eenigszins als een onbillijkheid, dat aan de menschen, die aan de werkverschaffing geplaatst zijn, geen Kerstgave verstrekt mag worden., maar de Minister heeft het zoo uitdrukkelijk bepaald en daaraan 'Dag niets veranderd worden zonder zijn goedkeuring. Het is ook juist, dat sommige steuntrekkenden, en vooral groote huisgezinnen, meer zullen trekken dan tewerkgestelde n* maar we zijn in deze gebonden aan de voorschriften van den Minister, met gevaar, dat hij afwij king daarvan, dé subsidie verloren gaat. Wat betreft de vraag, of de menschen niet op een andere wijze geholpen kunnen worden, wijst spreker er op, dat door den Minister bepaald is, dat onder geen enkelen anderen vorm steun raag worden verstrekt. Men zegt hier nu wel, dat het eerst in den Raad gebracht had moeten worden en daarna aan den Minister gezonden, maar spreker wil dan toch wijzen op het besluit tot het verstrekken van kolen. Dat voorstel is eerst in den Raad geweest en daarna naar den Minister gegaan, maar deze maakt er thans bezwaar tegen, dat brand stoffen worden verstrekt aan degenen, die bij de werkverschaffing geplaatst zijn. 11 is het dus eerst in den Raad geweest, dan nog wijzigt de Minister het zooals het naar zijn oordeel behoort te geschieden. Om de subsidie niet in gevaar te brengen, zal de Raad daarom ook nu niet anders kunuön doen dan volgens de bepalingen van den Minister, al is dit bezwaarlijk voor de menschen bij de werk verschaffing.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1931 | | pagina 38