- 3^ -
wil hier ronduit verklaren,dat hij aan de beweringen van den heer
Becht hier niet de minste waarde hecht,omdat diens persoonlijke
belangen er te veel mee gediend zijn. De uitlating van den heer
Becht is absoluut niet op z'n plaats, en spreker gelooft, dat de
Raad,het daarmede wel eens zal zijn. Wat de heer Becht in zijn
privé leven doet,zal spreker niet naar voren brengen,want wie weet,
wat voor een schilderij hij daarover zou kunnen ophangen. Iedereen
moet echter voor zichzelf weten wat hij doet en het voor zichzelf
verantwoorden. Spreker wenscht niemand de oogen uit te steken en
niemand iets te misgunnen,hij wenscht iedereen toe,dat hij het even
goed heeft als spreker. De heer Becht zal zoo iets niet zeggen,want
daar is hij een te groot egoïst voor.
De heer BECHT merkt op,dat,als hij zoo'n egoïst was als de heer
W&lder hier beweert,hij zich dan evenals de heer Walder uit de
zakenwereld zou hebben teruggetrokken,toen hij zijn schaapjes op
het drooge had. Spreker heeft dat echter niet gedaan en gezorgd,
dat nog velen een goed stuk brood kunnen verdienen.
De heer WALDER: Maar met het geld van een ander. Al die opmer
kingen hooren echter aan de bittertafel thuis.
De heer BECHT zegt,dat de heer Walder eerst maai eens moet
leeren zelf te doen,wat hij van een ander wil hebben.
De heer SCHUYL zegt niet in de leiding van den Voora tter te
willen ingrijpen,maar hij komt er toch tegen op, dat dergelijke
dingen hier ongestoord kunnen voorvallen. In de minste arbeiders-
vergadering, zegt spreker,komt dit nog niet voor.
Spreker had zich voorgenomen over de carnaval niets te zeggen
omdat hij geen Bergenaar is. De omstandigheden echter dwingen hem
er thans toe. Spreker sluit zich geheel aan bij de woorden van
christelijke naastenliefde,welke door den heer van Tienen zijn
gesproken,en die daarnaar ook daden gesteld heeft. Als gij Christen
zijt, zegt spreker, leeft er dan ook naar!
De heer MUSTERS zegt als Bergenaar voor het behoud der carnaval
te zijn. Toch meent spreker onder de huidige omstandigheden zi^n
stem te moeten geven aan het voorstel van den heer van Ttienen.
Hij wil daarmede niet den zedenmeester uithangen. Hij is echter
van oordeel,dat alles zich verzet tegen het houden van carnaval dit
jaar. Drie vergaderingen lang hebben we zitten praten over de
ellende van de werkloozen en nu kan men wel zeggen,dat degenen,die
geen geld er voor hebben,ook niet moeten meedoen,maar men weet hoe
dat gaat. Bovendien zal men wanneer de carnaval doorgaat,toch
altijd een zeker deel der inwoners tegen het hoofd stooten. In
principe is spreker dus voor de carnaval,doch voor het jaar 193^
is hij het eens met het voorstel van den heer van Tienen.
De VOORZITTER hoopt,dat voortaan de leden persoonlijke dingen,
welke hier niet thuis hooren,buiten de debatten zullen houden.
De Raadszaal is daar niet de geschikte plaats voor.
Waar het voorstel van den heer VAN TIENEN voldoende gesteund
wordt, brengt de VOORZITTER dat in stemming, waarbij het wordt
verworpen met 13 - 6 stemmen.
Voor stemden de heeren Kruize,van Tienen,Schuyl,Walder,Scheilo—
laar en Musters.
Tegen stemden de heeren Demmers,Simons,van Kroon,Becht,Bakx,
van Hasselt,Janvier,Boschman,van Kaam,Broekraans,Bekker,Kiepe en
Juten.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering hierna door
den VOORZITTER gesloten.
Aldus vastgesteld in de openbare verga, ring van 2k Decem
ber 1931.
Voorzitter.
^Secretaris.