- 33 - Wethouder VAN HASSELT zegt er persoonlijk niet om te geven,of de carnaval blijft voortbestaan of niet. Toch meent hij in deze te moeten zijn voor het voortbestaan, of liever gezegd, tegen de af schaf f ing, ook al zegt men,dat dit slechts voor een jaar is. Carnaval is een oud volksfeest,een echt Bergen op Zoomsch feest,dat niet afgeschaft moet worden zoolang het niet tot excessen aanleiding &eeft. Waar naar sprekers meening van dit laatste nog niets geble ken is,zal hij zijn stem dan ook uitbrengen tegen de afschaffing. Be heer BOSCHMAN wil naar aanleiding van de bewering als zou de carnaval in de mobilisatie jaren zijn stop gezet vanwege den slech ten tijd,nog opmerken,dat het toen z.i. geen slechte,maar integen deel een goede tijd was. De heer MUSTERS zegt,dat het mogelijk voor den heer Boschman een goede tijd is geweest,maar over het algemeen het toen wel degelijk een slechte tijd was- De heer BOSCHMAN is van meening,dat het toen voor een ieder een goede tijd was. Overigens herhaalt spreker hetgeen hij ook in de Katholieke kiesvereeniging heeft gezegd,dat hij nooit voor af schaffing der carnaval zal zijn,zoolang dat feest op gepaste wijze gevierd wordt. En ieder komt toch graag naar Bergen op Zoom om pret te maken en feest te vieren,wel een bewijs,dat hier niets ongeoorloofds gebeurt, De heer WaLBER zegt persoonlijk een groot voorstander van de carnaval te zijn. Hij zou dit feest ook niet gaarne willen zien afgeschaft. Weken en weken heeft spreker met het voorstel,dat thans hier ter tafel ligt,rond geloopen en het is dan ook geenszins zoo maar klakkeloos gedaan. Zooals spreker reeds zei,misgunt hij den menschen niet eenige dagen van feest,maar men moet ook de tijds omstandigheden in aanmerking nemen. Wanneer het mogelijk was om hier een referendum over deze kwestie te houden, dan sou het voor de overheid al feeel gemakkelijk zijn en dan was er misschien wel een meerderheid voor de carnaval te vinden. Nu dit niet mogelijk is,moet de overheid zelf de noodige maatregelen nemen en daarbij letten op den algemeenen toestand. Dat in de mobilisatie jaren andere motieven golden voor het niet laten doorgaan van de carnaval viering, weet spreker wel. Toen werd trouwens alles radicaal ver boden. Spreker is ook geen voorstander van afschaffing. Daartegen zal hij zich altijd verzetten,want in gewone tijden doet hij er zelf graag aan mee. Dit jaar echter zal spreker er niet aan meedoen, omdat naar zijn meening het nu niet de tijd er naar is voor een^ dergelijke feestviering. Tenslotte wijst spreker nog op een artikel in een plaatselijk blad, waarin geschreven wordt, dat de menschen bij bioscoopsen cafe's worden nagegaan en men er de wacht houdt om te zien,wat er uitgegeven wordt. Naar sprekers meeninjg komt iets dergelijks niet te pas. De heer BEKKER zegt bang te zijn,datwanneer men nu de carnaval niet laat doorgaan, er voor volgend jaar naar al te gemakkelijk weer een ander motief zal worden gevonden om de viering uit te stellen. Wanneer men de carnaval niet wil laten doorgaan uit een oogpunt van bezuiniging,dan gelooft spreker,dat dit een bezuinigen aan den verkeerden kant zou zijn. Tenslotte zou spreker degenen, die hun geld dit jaar niet aan de carnaval wenschen te besteden met het oog op de tijdsomstandigheden, in overweging willen g^ven om hetgeen ze anders opmaken,te schenken aan het crisis-comité. De heer BECHT wil nog een paar woorden zeggen. Als de heer Walder meent,dat dit jaar geen carnaval gehouden moet worden om de minder met aardsche goederen bedeelde menschen niet de oogen uit te steken,dan had hij zulks ook niet moeten doen door een nieuwen auto te koopen, Dat is het systeem van; luister naaf mijn woorden, maar zie niet naar mijn daden. De heer WALDER merkt op,dat "oogen uitsteken" wel een vreeselyk woord,is om aan te hooren. Spreker neemt het echter aan als een Bergen op Zoomsch gezegde. Dat hij echter een tweedehandsch auto gekocht heeft,is een zaak die hem zelf alleen aangaat. Hij kon een koopje doen en heeft gemeend daar gebruik van te moeten maken. De heer Becht prest spreker dit naar voren te brengen en daarom vertelt hij dit. Spreker kan het echter volkomen begrijpen, dat de heer Becht het jammer zou vinden,wanneer de carnaval niet zou doorgaan,want de persoonlijke belangen van den heer Becht zijn daar te veel bij betrokken. Wanneer de heer Becht echter een grijntje fatsoen in zich had, zou hij een andermans meening respecteeren en zooiets als hij nu naar voren gebracht heeft, niet zeggen. Spreker

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1931 | | pagina 33