- 6 -
malen
ontbreekt, want herhaalde/is over deze zaak gesproken en geconfe
reerd en tenslotte is zoowel door het lid van het Hoofdbestuur,dat
bij die besprekingen tegenwoordig was,als door de agenten de door
spreker voor promotie getroffen regeling goedgevonden,waardoor ze
het zelf in de hand hadden om tot eerste klas te worden bevorderd.
De heer JANSEN zegt zich aan te sluiten bij hetgeen door den
heer Becht is gezegd,en zou er op willen aandringen,dat deze men-
schen alsnog hun rechten krijgen.
De heer KRUIZE vraagt,of het de bedoeling van het Hoofd van de
politie is,wanneer de Raad besluit op het verzoek van den Bond in
te gaan en die menschen hun recht te geven,om dat besluit dan niet
uit te voeren.
De VOORZITTER zegt, dat zulks zijn bedoeling niet is. Hij wil er
slechts op wijzen,dat,wanneer de Raad die agenten het salaris van
le klasse geeft, ze daarmede nog niet aangesteld zijn tot le klasse.
De heer WALDER wil even iets recht zetten.Hij heeft straks ge
sproken van een minder ernstige behandeling van deze zaak,omdat er
bij de stukken slechts een klein briefje van den Voorzitter lag,
waarbij voorgesteld werd het stuk voor kennisgeving te doen aan
nemen. De Voorzitter heeft thans medegedeeld,dat er verschillende
besprekingen en conferenties over deze zaak hebben plaats gehad,
zoodat de zaak voldoende besproken was en hij er daarom geen aan
leiding in vond er meer van te zeggen. Naar aanleiding daarvan wil
spreker dan ook die woorden betreffende minder ernstige behande
ling terugtrekken. Hij wil er verder op wijzen, dat reeds herhaal
delijk deze zaak ook in den Raad ter sprake is gekomen,maar dat
zou niet noodig geweest zijn,wanneer de vorige Burgemeester deze
menschen niet alleen de distinctieven,maar ook het salaris ge
geven had. Door het verkrijgen van die distinctieven zijn bij die
menschen verwachtingen verwekt en daarom zal er ook naar een op
lossing van deze kwestie getracht moeten worden. In 1919 is door
Uw voorganger aan dezemenschen bevordering toegezggd na zes jaren,
wanneer ze het diploma zouden halen.
De VOORZITTER merkt op,dat de heer Stulemeijer in 1919 nog niet
hier was.
De heer WALDER zegt dat wel te weten. In elk geval stelde deze
als eisch voor bevordering het behalen van het diploma. Toen is
de tegenwoordige burgemeester gekomen en die heeft als eisch voor
bevordering weer wat anders gesteld, n, 1. het behalen der aan-
teekening. Maar waar blijft men op die manier. Als er morgen weer
een andere burgemeester komt,dan kan die weer wel nieuwe eischen
stellen,en zeggen, dat ze b.v. dijbloma Fransch of Engelsch moeten
halen.
De VOORZITTER meent,dat dit zoo'n vaart niet loopen zal. Het
behalen der aanteekening is een eisch,die niets te hoog genoemd
kan worden,temeer waar de Bond zelf er op heeft aangedrongen,dat
voor een aanstelling als agent van politie in elk geval het diploma
vereischt moet worden. Bovendien moet men niet vergeten,dat spreker
een jaar tevoren de menschen er op gewezen heeft,dat ze voor be
vordering tot le klasse de aanteekening moesten behalen. Men was
het daar toen mee eens en er werd toen gezegd: dus nu maar aan het
werk. Spreker meende dan ook hiermede de juiste oplossing om uit
deze moeilijkheid te geraken,gevonden te hebben en hij is over
tuigd,dat op deze manier ook geen onbillijkheid begaan wordt.
De heer VERBIEST gelooft,dat we op weg zijn om geheel het politie
corps zonder doldaten te zetten en er allemaal generaals van te
maken.
De VOORZITTER meent,dat dit zoo erg niet is. Volgens de verorde
ning mogen er in elk geval toch nooit meer dan 15 agenten le klasse
komen.
De heer VERBIEST is er dan voor, dat men die menschen ook hun
recht geeft. Wanneer de Raad homogeen den Voorzitter aan het ver
stand brengt, dat het thans niet goed is, dan is spreker van meening,
dat de Voorzitter dan zal zeggen: ik ben verdwaald en zal dus een
anderen weg inslaan.
De heer SIMONS wijst er op,dat men zich nooit op een verordening
in zaken als deze zal kunnen beroepen,omdat er steeds staat,dat iets
kan gebeuren. Men spreekt daar niet van moeten. Zoo is het ook hier,
waar in de verordening gezegd wordt,dat men tot agent le klasse aan
gesteld kan worden na zes dienstjaren. Spreker wil er verder op
wijzen,dat de onbillijkheid tegenover deze menschen begaan,niet is
van de laatste twee jaren, doch van 1925, toen die menschen door den