r - k hooging geven,maar de aanstelling tot agent le klasse,waarop ze rechthabhen,kan de Raad niet geven; dat ligt in handen van den Voorzitter. Spreker hoopt,dat deze menschen nu zullen krijgen, waarop zij recht hebben» We hebben hier een goed politiecorps en we moeten toch trachten dat goed te houden» Naar sprekers meening zijn echter de belangen van deze menschen in deze zaak niet goed beharti gd. De heer SIMONS is ook van meening,dat deze a-genten niet recht en billijk behandeld zijn. 5?e zijn bij de gemeente in dienst ge komen met het idee,dat ze na zes jaren hun aanstelling zouden krijgen als agent le klasse,wanneer hun gedrag en dienstijver voldoende was. Spreker gelooft wel,dat daaraan voldaan is,daar ze anders de onderscheidingsteekenen voor le klas niet zouden ge kregen hebben» Maar men laat ze verder maar loopen en hunne rech9 ten worden gewoonweg vertrapt. De VOORZITGER merkt op,dat dit geen fraaie uitdrukking is. De heer SIMONS blijft er toch bij,dat hun rechten vertrapt worden»-Het Hoofd van de politie, waarmede spreker hier dan bedoelt de Burgemeester, kan nu misschien straks wel zeggen,dat het thans geen tijd is om salarissen te gaan verhoogen,maar daartegenover wil spreker er op wijzen, dat het de gemeente het eerste jaar geen cent kost,wanneer deze menschen hun recht krijgen. Het tweede jaar zal het de gemeente slechts kosten een bedrag van 32 cent per week en per man,wat dus voor menschen wordt een bedrag van 2,56. Spreker zou dan ook in overweging willen geven deze menschen thans niet langer te laten wachten,maar ze hun recht te geven. De heer MUSTERS vraagt,hoe deze zaak eigenlijk in elkaar zit. In het adres wordt gesproken van 6 menschen,maar naar zijn meening ging het hier toch om acht. De heer BECHT zegt het in hoofdzaak met de vorige sprekers eens te zijn. Deze menschen zijn in 1919 aangesteld geworden met de toezegging,dat ze na 6 jaar,wanneer ze de bekwaamheid hadden, zouden worden bevorderd tot agent le klasse* Ze hebben toen het diploma gehaald,doch zijn niet bevorderd,maar ze hebben toen de uitmonstering van le klasse gekregen» Nu is sprekers meening,dat men iets goed doet of men doet het niet. Wanneer men ze het brevet geeft,dan moet men ze benoemen met alle rechten,die er aan ver bonden zijn en anders doet men niets. Ze hebben nu alleen de uiterlijke kenteekenen gekregen,maar niet de recht en,welke er aan verbonden zijn, en dat is al heelemaal verkeerd. Spreker zou den Burgemeester daarom in overweging willen geven om,waar dit de gemeente voor al die agenten slechts 110,op een heel jaar kost,de begane onbillijkheid weg te nemen en die menschen aan te stellen tot agent le klasse» De VOORZITTER zegt,dat het hem spijt,dat na al'hetgeen over deze kwestie bij de behandeling der begrooting is gezegd en de toezegging van spreker aan Mevrouw Breedvelt omtrent de benoeming van een derden hoofdagent,de Raad thans weer op deze kwestie is teruggekomen naar aanleiding van het adres van het hoofdbestuur van StMichael11Spreker i-s voor wat zijn toezegging omtrent de aanstelling van een hoofdagent betreft,dit nagekomen en zelfs nog verder gegaan door daarenboven nog een hoofdagent-titulair aan te stellen,maar om de hier bedoelde agenten te bevorderen tot le klasse,daartoe kon spreker niet overgaan. Nu kan men wel zeggen, dat er toezeggingen zijn gedaan aan die menschen,maar spreker weet daar niets van en er is ook nergens iets daaromtrent te vin den. Spreker heeft,toen hij hier kwam,de agenten tevoren ge waarschuwd, dat er geen bevordering van 2e naar le klasse zou plaats hebben,voordat het diploma met aanteekening was behaald. De menschen hebben dat dus tevoren geweten en men was het er toen volkomen mee eens. Degenen,die de aanteekening daarha gehaald hebben, zijn door spreker dan ook direct bevorderd. Nu kan het wel zijij, dat er eenige teleurgestelden zijn, die hun houding thans op deze manier trachten te rechtvaardigen,maar dat is voor spreker toch £een reden om van zijn eenmaal ingenomen standpunt af te wijken, Bovendien zou dat dan ook onrechtvaardig zijn tegenover degenen, die de aanteekening behaalden. Waar deze kwestie bij de begrooting reeds is behandeld en spreker zijn standpunt toen reeds uitvoerig uiteengezet heeft,heeft hij voorgesteld dit verzoek van den Bond voor kennisgeving aan te nemen,daar het toch al te gek zou zijn,wanneer de Raad na twee maanden y/eer ging terugkomen op een zaak,zonder dat er nieuwe gezichtspunten daaromtrent zijn naar

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1931 | | pagina 94