- 10 - De heer VERBIEST zegt, dat ze daar zelf maar voor moeten zorgen, al nemen ze de verhuie op hun rug of op een kruiwagen. Daarmede kan men spreker niet kleineeren, en hij vindt dat heelemaal geen bezwaar Speker blijft bij zijn meening, dat het een daad van wijs beleid 2ou zijn, als op zijn voorstel wordt ingegaan. De heer WALDER zegt, dat hetgeen door den heer Juten gezegd is, niet geheel juist is. Spreker houdt zich nogal goed op de hoogte van de steunregelingen in andere gemeenten en daardoor weet hij, dat die steun bijna overal verschillend is, zooals het ook is met de loonregeling voor de werkverschaffing. Er zijn zelfs plaatsen waar 50 cent per uur als loon bij de werkverschaffing betaald wordt. Haar zijne meening zal dan ook die kleine wijziging in deze rege ling wel verkregen kunnen worden, als men daar bij den Minister op aandringt. De VOORZITTER wijst er nogmaals op, dat tevoren omtrent deze regeling besprekingen zijn gevoerd met het Rijk en naar aanleiding daarvan is deze regeling gekomen. Meer hebben we bij den Minister niet kunnen bereiken en spreker gelooft dan ook, dat, wanneer de Raad tot de voorgestelde wijziging besluit, dit tot gevolg zal heb- ben, dat de rijksvergoeding voor de werkverschaffing zal worden Inge- irokkenDe heer WALDER meent, dat de gemeente dan best zelf de kosten welke uit deze wijziging voortvloeien, voor hare rekening kan nemen. De VOORZITTER blijft van meening, dat we hierdoor gevaar loopen dat de subsidie voor de werkverschaffing zal worden ingetrokken. En men zal toch begrijpen, dat de draagkracht van de gemeente niet zoo danig is, dat ze alle kosten voor de werkverschaffing alleen kan dragen. De gemeente betaalt op het oogehblik aan arbeidsloon allesn al wekelijks een bedfag van J200,uit. We weten niet hoelang dat nog zal duren en waar zullen de gelden op den duur vandaan moeten komen. De Voorzitter van den Raad heeft vorigen keer er nog nadruk kelijk op geweaen, dat we niet weten, hoever we zullen komen te staan met de opbrengst der belastingen en waar moet het naar toe als die opbrengst niet voldoende blijkt te zijn. De heer WALDER merkt op, dat, als de hemel valt, we allemaal dood zi jn De VOORZITTER is van meening, dat deze kwestie thans voldoende besproken is en zou het voorstel van B W in stemming willen bren gen. De heer WALDER zou toch op dat voorstel een amendement willen indienen en wel, dat de gemeente voor hare rekening neemt de kosten, die zullen voortspruiten uit de meerdere vergoeding, welke moet wor den betaald, wanneer de leeftijdsgrens voor de kinderen, wordt be paald op 16 jaar. Die kosten kunnen nooit veel zijn. De VOORZITTER zegt het voorstel van den heer Walder toch sterk te moeten ontraden. De gemeente doet toch al heel veel voor de werk- loozen en er is nu toch geen enkele reden om van de door den Minister gegeven voorschriften te gaan afwijken. Men zal van den Minister ook geen goedkeuring krijgen op een der gelijke wijziging. De heer WALDER gelooft, dat men veel te zwaar tegen den Minister aan kijkt, Deze weet heel goed, hoe de toestand ia en trekt niet zoo gauw iets terug. De VOORZITTER zegt de verantwoordelijkheid voor het besluit van den Raad niet te willen dragen, als een wijziging in het voorstel van B W wordt gebracht. De heer WALDER merkt op, dat dan de Raad de verantwoordelijkheid op zich neemt. De VOORZITTER vraagt, wat men dan zal doen, als de Minister ook de subsidie voor de werkverschaffing intrekt. De heer WALDER meent, dat de Minister dat niet doen zal. Boven dien is dit een kwestie, die geheel los staat van dit voorstel. Wethouder KIEPE is van meening, dat het beter is het voorstel van den heer Walder niet zonder meer aan te nemen, doch dat B W de toezegging doen, dat ze bij den Minister stappen zullen doen om den leeftijdsgrens van kinderen, die onder deze regeling vallen, te doen uitbreiden tot 16 jaar. De heer WALDER zegt zich daar wel mee te kunnen vereenigen. I' V _l

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1931 | | pagina 71