1
- 2 -
De heer ANTHEUNIS merkt op, dat volgens de helofte in de vorige
vergadering gedaan, dit punt in deze vergadering ter sprake getracht
zal worden, en nu staat er niets van de op de agenda.
De heer DIKLAND zegt, dat de heer Antheunis dat toch wel eerder
gezien zal hebben, en hij dus schriftelijk had kunnen verzoeken om
hierover te mogen spreker.
De heer WALDER ie van meening, dat elk lid van den Raad het recht
heeft om staande de vergadering een kwestie naar voren te brengen,
als de Raad die zaak urgent verklaart. Hij geeft toe, dat het soms
wel verkeerd is een zaak te bespreken en er over te beslissen, voor
dat men tevoren zich van de kwestie op de hoogte heeft kunnen stel
len, maar volgens het reglement van orde kan een zaak besproken
worden, ook zonder dat ze op de agenda staat.
De heer BECHT vraagt, of het niet veel wenschelijker is, om deze
zaak aan te houden tot de volgende vergadering waar de Raad nu
toch van den heer Kiepe gehoord heeft, dat de kwestie de aandacht
heeft van Burgemeester en Wethouders.
De heer ANTHEUNIS merkt op, dat men dan nog even ver is.
De VOORZITTER zegt, dat door den heer Kiepe er reeds op gewezen
is, dat dsze zaak de aandacht heeft van B W. Spreker kan daar nog
aan toevoegen, dat er reeds enkele vergaderingen over geweest zijn
en verschillende besprekingen hebben plaats gehad. Men is echter
nog niet tot overeenstemming kunnen komen. Nu kan wel getracht wor
den om een beslissing van den Raad uit te lokken, maar spreker
blijft van meening, dat de heer Antheunis tevoren schriftelijk had
behooren te verzoeken om deze zaak hier ter sprake te brengen.
De heer MUSTERS is van meening, dat den heer Antheunis toch wel
het woord over deze zaak kan worden verleend na afhandeling der
agenda.
De heer DIKLAND vindt dezen toestand toch niet juist. De heer
Antheunis had best 2x2^ uur voor de vergadering deze bespreking
schriftelijk kunnen aanvragen, zooals ook de heerJansen gedaan
heeft. Spreker heeft er -wel niets op tegen, dat na de agenda aan
den heer Antheunis over deze zaak het woord wordt verleend, maar
juist is het niet.
De heer WALDER wijst er op, dat een zaak, ook zonder dat er iets
van op de agenda staat, altijd in de vergadering ter sprake kan
worden gebracht, als de Raad haar urgent verulaart. Spreker heeft
er ook niets op tegen, dat den heer Antheunis na de interpellatie
van den heer Jansen het woord wordt verleend.
De VOORZITTER zegt er zich dan ook wel moe te kunnen vereenigen
als de Raad er mee accoord gaat.
De heer BECHT wil dan ook vastgelegd zien, dat hiermee een pre
cedent geschapen is en de leden voor het houden van een interpella
tie niet meer gehouden zijn aan het indienen van een schriftelijk
verzoek 2x2^ uur voor de vergadering.
Wethouder KIEPE merkt op, dat die termijn niet.dn acht genomen
behoeft te worden, als de Raad de zaak urgent verklaart.
De heer WALDER zegt even bij den heer Antheunis gekeken te heb
ben, waarbij hij heeft gezien, dat de heer Antheunis straks met
veel cijfers zal komen, die geen enkel raadslid zal kunnen volgen.
Voor het nemen van een beslissing komt het spreker wel gewenscht
voor om dat stuk van den heer Antheunis even te laten vermenigvul
digen, zoodat elk lid een exemplaar kan krijgen en er een beter
overzicht van heeft.
De VOORZITTER acht dit niet noodig. Zooals reeds is medegedeeld,
is deze kwestie bij B W in behandeling en hij zou het dan ook
heel verkeerd vinden, om in deze een beslissing te nemen.
De heer WALDER is van meening, dat het voor de leden heel moei
lijk zal zijn om het betoog van den heer Antheunis te volgen, als
die stukken niet vermenigvuldigd worden.
De VOORZITTER vraagt, of de Raad er zich mee kan vereenigen, dat
den heer Antheunis voor de bespreking van deze zaak het woord zal
worden verleend na de interpellatie van den heer Jansen.
Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
De heer WALDER vraagt dan het woord over de orde. Spreker heeft
een schrijven gehad van den Bond va» Overheidspersoneel, waarin een
en ander staat over de herziening van het werkliedenreglement. Men
I