waarom dan een leening van f,250.OOO5moet worden aangegaan. De VOORZITTER'zegt,dat dit noodig is,omdat de uitgaven voor vernieuwingen der straten tot nu toe uit den gewonen dienst zijn bekostigd,terwijl dit eigenlijk bij den kapitaal dienst thuis hoort. De heer DIKLAND wil dan nog even terug komen op de straat belasting. Spreker merkt op,dat er weinig speling is in de op centen op de gemeentefondsbelasting,we hebben er nu al 72 en kunnen er slechts hoogstens 80 heffen. Om deze reden zal dan ook naar andere objecten moeten worden uitgezien,waartoe naar zijn meening een straatbelasting op de eerste plaats in aanmerking komt. Wat de carnaval betreft,zegt spreker te moeten protesteeren tegen de uitlating van den heer illusters, als zou er bij de be toogde wenschelijkheid voor afschaffing politiek achter zitten. De heer MUSTERS zegt zijn opmerking niet gemaakt te hebben naar aanleiding van hetgeen de heer Dikland hieromtrent gezegd heeft,maar naar aanleiding van de ingezonden stukken in de krant. De heer DIKLAND zegt,dat de afschaffing der carnaval voor hem geen politiek is,doch een zuiver principieele kwestie.Gelukkig schijnt zich hier en daar al een betere weg baan te breken want langzamerhand ziet men op verschillende plaatsen de carnaval verdwijnen. Overigen vraagt spreker zich af, waarvoor het noodig is om op straat en andere gelegenheden gemaskerd te mogen loopen ken kan toch niet ontkennen,dat dat onherkenbaar maken den monsch een gevoel van mindere verantwoordelijkheid geeft. Dit neemt echter niet weg,dat hij voor zijn daden altijd verant- woordelijk blijft en die verantwoordelijkheid in werkelijkheid toch niet minder wordt omdat hij een masker voor heeft. Spreker wil de carnaval niet afschaffen omdat het thans een slechte tijd is,maar ze voorgoed weg hebben. De Voorzitter maakte wel de opmerking,dat de menschen in deze droeve tijden iets mogen hebben om zich te vermaken,maar spreker vindt het toch al een heel rare troost,als die er in bestaat om iemand een masker voor te binden en hem in de gelegenheid te stellen tot allerlei dolle streken om zijn droefenis te vergeten. Mevrouw BREEDVELT brengt den Voorzitter dank voor de vriend- de li jkheid, waarmede hare opmerkingen zijn ontvangen en hoopt, dat er voor de toekomst ook rekening mee zal worden gehouden. De hoer V/ALDER wil naar aanleiding van het antwoord van den Voorzitter op de eerste plaats opmerken, dat hij niet beweerd hoeft,dat er een promotor is, doch dat booze tongen zulks beweren» Ter overtuiging leest spreker dat gedeelte van zijn algemeene beschouwingen nogmaals voor en zegt,dat hij juist alles op papier gezet heeft om verwarring te voorkomen. Spreker beweert dus niet dat er een promotor bestaat,doch alleen, dat de schijn er wel eens is,die tot die gedachte aanleiding geeft,Hij kan het echter niet constateeren en neemt het dan ook niet aan. Wethouder KIEPE meent, dat het dan ook niet aangaat,dat de heer Walder zoo iets zegt. De heer WALDER gelooft toch wel te mogen aanhalen,wat men zegt en telkens wordt toch maar gezegd: zoo iets komt van do studieclub. Spreker meent hierover verder te kunnen zwijgen, na de wijze waarop de Voorzitter deze zaak heeft recht gezet. Voor wat do belastingen betreft, is spreker van meening, dat men daar ook nog heel wat over zou kunnen zeggen. Hij zal daar echter nu niét verder op ingaan, maar wil er alleen maar op wijzen, dat we nu nog evenals Vroeger in een keurslijf zitten gewrongen. Hij blijft van meening, dat het verkeerd is, dat de gemeente Bergen op éoom in de 3e klasse van de gemeentefondsbelasting is geplaatst, en zal daar ook tegen blijven protesteeren. Ten aanzien van hot hier gehouden feest der studenton-eerewachten wijst spreker op hetgeen daaromtrent geschreven is in. de Groene Amsterdammer, en v/aarin er ook op werd gewezen,dat het jaar 1830 nu juist geen mooie bladzijde in onze vaderlandscho geschiedenis is. Spreker is in tegenstelling met den Voorzitter van meening, dat dergelijke feesten er niet toe bijdragen om de vredesgedachte te bevorderen. In verband met de Volkenbondsgedachte wijst spreker er nogop, dat Colijn thans gekomen is in het zog van Briand. Ook Minister Beelaerts van Blokland is nu naar Geneve vertrokken, doch het is alleen maar jammer, dat hij daarbij het pas aangenomen Vlootplan achter zich aan heeft sloepen. Er zijn hier in verband met de malaise ook meeningen aangehaald van grooto economen, doch ook die zijn het er niet -over eens. De een beweert, dat het pas zal

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1931 | | pagina 42