- 15 -
Ik erken,dat de taak van B W in deze moeilijk is,maar even
goed ben ik er van overtuigd,dat men er niet af is,door in de
pers,het semi-parlementaire blad,alhier,af te geven op de
arbeiders,over luiheid,lamlendigheid,sabotagelijntrekkerij
brutaliteit,kruiperigheid,perversiteit,wandluizen, die een
ondraaglijken stank verspreiden,hetgeen wij dezer dagen lazen.
Het is wel fraai en opvoedend,Mijnheer de Voorzitter, dergelijke
menschonteerende taal; dit hebben de arbeiders in hun ellende
ook nog te dragen, maar ik vraag mij af hoelang nog
Ik heb heel veel over de werkverschaffing hooren spreken,
ook door arbeiders,die daar ttewerk zijn gesteld,over de' slechte
organisatie van het werk en over de onvoldoende loonen, Waarom
kunnen niet eenige arbeiders met de Directie overleggen, hoe het
werk moet^worden aangepakt en uitgevoerd,want zooals het nu
gebeurt,lijkt^het nergens op. Partijgenoot Kruize zal daar als
ter zake kundige nog wel iets over zeggen. Waarom vraag ik mij
af,kan de Directie niet spreken met de arbeiders, a^.s er grieven
zijn;^dit zou toch in het algemeen belang het beste zijn. De
arbeiders in de werkverschaffing is geen troep vee, er zijn
genoeg bezadigde en bekwame arbeiders onder hen, waarmede men het
gemeenschappelijk belang kan bespreken, en, Mijnheer de Voorzitter
ik stel hier de vraag, waarom gebeurt dit niet
Ik krijg zoo langzamerhand de overtuiging, dat de objecten
voor de werkverschaffing organisatorisch niet goed zijn voor
bereid, niettegenstaande hier in den Gemeenteraad meerdere malen
is gewaarschuwd klaar te staan met de objecten als de werkver
schaffing in gang moest worden gezet. Hoever het Dag.Bestuur
hieraan schuldig is, daarvoor is de beantwoording aan hen.
De aap, die in den gemeentelijken v/inkel de werkgerschaffing
demoraliseert (want hier gaat het om)zetelt niet in de Lieve
vrouwestraat maar is te vinden hier op het gemeentehuis en is
geen onbekende, Mijnheer de Voorzitter. Ben groot gedeelte van
onze Bergsche inwoners,die iets weten van werkverschaffing,
v/eten dit wel,maar voor den oningewijde moest een artikel in
ons semi-parlementair blad verschijnen,waar voor eigen fout
een ander moest worden aangewezen, dit is zoo de mentaliteit.
De VOORZITTER interrumpeert den heer Walder met de opmerking,
dat was afgesproken om de kranten hier niet meer ter sprake te
brengen.
De heer WALDER wijst er op, dat hij toch geen namen noemt.
De VOORZITTER zegt, dat de afspraak was,dat er niet meer over
gesproken zou worden.
De heer WALDER zegt, dat hij zich daar toch niet aan zal
storen, en hij de zaken hier naar voren zal brengen, zooals hij
ze ziet.
De VOORZITTER zegt zich toch aan de afspraak te zullen
houden en dat hij daarom den heer Walder tot de orde moet roepen.
De heer WALDER zegt, dat toch niemand hem kan verhinderen om
de zaken hier naar voren te brengen zooals hij ze ziet. Dat is
zijn recht en dat laat hij zich niet ontnemen. Hij zal er de
kranten nu verder buiten laten en zijn algemeene beschouwingen
voortsetten. Spreker gaat dan verder: Ik vind het heelemaal niet
erg als de Wethouders van Openbare Werken eens iets niet weet en
daarvoor een fout maakt. Die niet werkt,begaat geen fouten en ten
slotte hij kan niet overal zijn. MaarMijnheer de Voorzitter,
ik vind het immoreel en beneden elk peil,dat iemand zijn niet-
kunnen en onbekwaamheid op dit terrein afschuift op ambtenaren
en arbeiders.
De VOORZITTER roept den heer Walder tot de orde, omdat hij
onparlementaire woorden gebruikt.
Be heer WALDER; Ik zeg de zaken hier zooals ik ze zie. Het
gaat niet aan de fouten altijd op een ander te schuiven.
De VOORZITTER zegt den heer Walder weer tot de orde te moeten
roepen.
De heer WALDER; Ik blijf toch bij mijne meening. Ik ben het
eens. met het Dag. Be stuur, dat werkvers chaffing beter is dan steun
zander arbeid daarvoor te presteeren,doch naar mijn bescheiden
meening biedt Bergen op Zoom zooveel gelegenheid niet tot werk
verschaffing,dat allen aan het werk zouden kunnen worden gezet.
Er zullen altijd nog werkloozen overblijven en voor hen zal dan
de gemeente hebben te zorgen.