- g - De VOORZITTER gelooft, dat de heeren langs elkaar heen zitten te praten. Zooals men heef:, kunnen hooren, zijn er op het oogen- blik 123 werkloozen te werk gesteld. Daar zullen thans, dank zij de toezegging van" den Minister, nog 100 menschen bij kunnen komen, zoodat men dan aan een totaal komt van. Spreker merkt op, dat B W den laatsten tijd niets anders gedaan hebben dan iedereen achterna loopen om maar steun te krijgen, en we zijn het departe ment dan ook zeer dankbaar, dat het de gemeente door het verleenen van subsidie gesteund heeft. Door \de 5subsidie, welke we nu krijgen, zijn we in staat gesteld 'pm zooveel mogelijk in de werk loosheid te voorzien. Spreker zou er verder op willen wijzen, dat men zich toch niet blind moet staren op het crisisjaar 1930» Men moet ook kijken naar het zwarte jaar 1931, waarin de gemeente blij zal mogen zijn, als zij er in dat jaar zonder kleerscheuren afkomt, De gemeentefondsbelasting zou wel eens een leelijke tegenvaller kunnen worden. Menschen met inkomsten uit vermogen loopen thans met leege zakken. De arbeiders hebben geen inkomsten en de midden standers zullen het al niet beter hebben. Zooals spreker er tegen aankijkt, zal de belastingopbrengst dan ook veel tegenvallen. En deze toestand zal nog wel ewgor worden. Daarom ook zal een groote post voor onvoorzien heel nuttig zijn, omdat men daarmede dan gehol pen hoa 21 jn. De heer WALTER merkt op, dat het nog beroerder zal moeten worden, eerst dan zal het beter y/orden. De VOORZITTER zegt, dat het noodig is de handen ineen te slaan om door eendrachtige samenwerking te kunnen doen wat noodig is om allen de helpende hand te bieden. De heer BECHT gelooft, dat het voor den heer Walder een dankbare taak is om altijd voor de arbeiders op te komen. De heer WALDER 2egt, dat de heer Becht zulks niet doet. De heer BECHT vertfolgt, dat de heer Walder daardoor zeker wel de sympathie van die menschen zal verwerven. De heer WALDER zegt, dat hij die niet noodig heeft. De heer BECHT verzoekt nu eens te mogen uitspreken. Spreker is van meening, dat er iets gedaan moet worden, maar dat neemt niet weg, dat er moed voor noodig is om zcoals B W vo or hun overtui ging uit te komen. Spreker is voor zijn persoon geen voorstander van steunverleening en wel, omdat er heel wat menschen zullen ko men, die steun zullen willen hebben wanneer men er eenmaal mee be gint. Als men dan een bedrag van 17,50 aan steun geeft, zullen de fabrikanten hun knechts met een weekloon van 20,die ze aan den sleur houden, ofschoon ze er eigenlijk niet voldoende werk voor hebben, al gauw de straat op sturen en zeggen, dat ze maar naar de gemeente om steun moeten gaan. En waar moet het dan heen? Spreker zou den heer Walder willen vragen, waarom deze niet met een afgewerkt voorstel betreffende de steunverleening komt. Als voor zitter van het Burgerlijk Armbestuur en lid van de Arbeidsbemidde ling kan de heer Walder voldoende op de hoogte zijn om te weten, hoeveel menschen voor steunverleening in aanmerking zouden komen en kan hij dus heel gemakkelijk een berekening aan den Raad voor leggen, hoeveel iedere week voor steunverleening noodig zal zijn. Met zulk een berekening voor oogen kan dan heel gemakkelijk worden nagegaan of een dergelijk bedrag het in 't leven roepen van een steunregeling toelaat. Spreker meent, dat op die manier heel wat meer zal worden bereikt. De heer WALDER zegt, dat zoo'n berekening al heel gemakkelijk is. Immers er zijn 2BS werkloozen, die niet tewerk gesteld zijn. Neemt men nu aan, dat er daarvan nog BB afvallen, dan blijven er nog 200 over en dan ligt het er maar aan, welk bedrag voor steun zal worden gegeven om te weten wat het zal kosten. Maar naar spre kers meening speelt een d ergeli jke berekening hier geen rol, het gaat er om, dat men overtuigd is van de noodzakelijkheid. Spreker onderschrijft gaarne, dat er veel door het Dag.Bestuur gedaan is en wordt om de menschen met werkverschaffing te helpoo. laar daar mede kunnen we niet alle menschen bereiken. Spreker heeft gisteren nog een vergadering gehad, waar een zeshonderdtal werkloozen aanwe zig waren. Die menschen zijn ten einde raad en weten niet wat te beginnen. Spreker had den Wethouder voor sociale aangelegenheden

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1930 | | pagina 35