- 37 - gebruiken om die opmerkingen te weerleggen. Daardoor zal dan de gemeentedienst moeten lijden. Dat spreker persoonlijk steeds maar wordt aangevallen door den heer Vriens en dat deze steeds maar tracht hem te vernederen, kan spreker naar zijn zeggen niet deeren. Men weet op welke manier de heer Vriens iets dergelijks steeds tracht te be reiken. Het zijn uit de lucht gegrepen verzinsels, waarmede hij tracht iemand naar beneden te halen. Spreker heeft met alles wat hier gedaan wordt, het gemeentebelang op het oog en niet persoonlijke belangen zooals de heer Vriens toen hij bij de afsluiting der haven het gemeentebelang achterstelde om een persoonlijke veete. Spreker eindigt met te zeggen, dat de gemeente niet benadeeld zal worden ia deze zaak, zooals de heer Vriens het tracht te doen voorkomen en spreker heeft voldoende aangetoond, dat het door den heer Vriens beweerde geheel uit de lucht gegrepen is. Verschillende raadsleden betuigen door applaus hunne instemming met het door den heer van Roessel gesprokene. De VOORZITTER hamert en verzoekt den leden in deze zaak geen tee kenen van goed- of afkeuring te willen geven. De heer VRIENS zegt wel te weten, dat bewijzen van goed- of afkeu ring door het publiek in de raadszaal niet zijn toegelaten. Spreker weet niet, of in kwesties als deze zulks den raadsleden wel geoor loofd is, maar in elk geval vindt spreker het opvallend dat het hier gebeutt. De heer WALDER zegt over deze kwestie ook wel een en ander te willen zeggen. De VOORZITTER zou eerst den heer Vriens het woord willen geven. De heer VRIENS wil naar aanleiding van het betoog van den inge nieur beginnen met er op te wijzen, dat hij van verschillende soor ten werk ondervinding heeft opgedaan. Nu kan men wel beweren dat het niet overal gebeurt, maar waar spreker een of ander werk heeft moete maken, was toch steeds een staat van minder of meerder werk aanwezig welke volgens de algemeene voorschriften onderworpen moet worden, aa de goedkeuring van den besteder. Wanneer men nu zegt, dat de damwanc met goedkeuring van den Directeur niet zoo diep behoefde te worden geslagen en dat daarvan dus geen verrekening behoefde plaats te heb ben, is spreker zoo vrij om dat te bestrijden. Het standpunt van den ingenieur in deze kwestie is geheel tegen alle usance in. Dan heeft de Directeur nog gesproken over de betonsamenstelling, welke volgens hem in orde zou zijn, maar naar hetgeen spreker er van gehoord en gezien heeft, is dit niet zoo. Wanneer alle aannemers van te voren zouden hebben geweten, dat het werk op deze manier kon worden_ ge maakt, dan gelooft spreker, dat de gemeente heel wat voordeeliger zou zijn uit geweest, wat den door spreker gebouwden muur betreft, kan hij de verzekering geven, dat die heel wat minder per strekken- den meter kost dan die van de gemeente. Verder zijn hier vergelij kingen gemaakt met de Zuiderzeewerkenipaar een dergelijk groot werk kan men toch niet gaan vergelijken met het werkje, dat hier ge maakt wordt. Bij een dergelijke vergelijking zou spreker dan wel kui nen zeggen, dat we hier een sloot aan het afdammen zijn. Men kan hit nu wel met een beetje verwaandheid spreken van het maken van een «wa terwerk, maar spreker is het daarmede niet eens. Spreker vindt dit zulk een eenvoudig werk, dat men daarvoor toch werkelijk geen inge nieur moet zijn om te weten, hoe dit aangepakt moet worden. Ookv er- gelijkingen met waterwerken in Rotterdam en Maastricht gaan hier niet op. Er is verder gezegd, dat, als men de haven voor een tijd van drie weken afgeslbten zou kunnen krijgen men dan al ver klaar zou zijn maar spreker vraagt zich toch af, welk idee de Directeur van Openbare Werken van dit werk heeft gehad. In drie weken is een dergelijk werk toch niet te maken, en we waren dus met een afslui ting van drie weken ook niet geholpen. Spreker zou dan tegen Hoppenbrouwers gezegd hebben, dat, als het alleen voor hem was, hij misschien wel toestemming zou geven tot af sluiting der haven, maar dit niet kon doen nu Videier er ook bij be trokken was. Spreker wil daaromtrent opmerken, dat bij dat onder houd met Hoppenbrouwers niemand anders is tegenwoordig geweest en anderen dus ook niet kunnen zeggen, wat spreker geantwoord heeft. De heer DEMMERS zegt, dat de heer Vriens zich toch heeft uitge laten, zooals door den Directeur van Openbare Werken is medegedeeld- De VOORZITTER hamert.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1930 | | pagina 95