,.'u r r - 33 - ingenieurs, die werkelijyk geen kwajongens te noemen zijn. Spreker is dan ook van meening. dat zich bij dergelijke werken altijd on voorziene omstandigheden kunnen voordoen-, Men kan nu wel zeggen, dat het werk goed voorbereid moet zi jn, maar onvoorziene omstandig heden kan men niet tevoren bepalen» water is nu eenmaal niet te dwingen en het is de ergste vi jana van den ingenieur. Nog pas geleden is te Maastricht een damkuip ingestort,, en wanneer men nu weet, dat er drie van diezelfde kuipen gemaakt 'zijn en onder de zelfde omstandigheden, dan is men toch geneigd re vragen, hoe het mogelijk is, dat die eene damkuip is be awokenterwijl de 2 andere het hebben uitgehouden. Waaraan ligt dit? Bij voorbeeld aan den toestand van den bodem.. Ook hier hebben we een dergelijke kwestie gehad en werden we door het water verrast» Spreker heeft toen on middellijk last gegeven het werk step te zetten om raad te kunnen plegen met den aannemer. Om echter te voorkomen, dat de menschen, die daar aan het werk waren, door die stopzetting op straat zouden komen te staan, heeft spreker die menschen in dienst van de ge meente gesteld, Spreker heeft zulks gedaan omdat hij meende, dat het beter was, dat die menschen in dienst der gemeente werkten aan den rijtuigweg, dan dat ze bij het stopgezette werk moesten staan lanterfanten. Dat de aannemer den damwand heeft afgezaagd, omdat het water er onder doorsloeg, is iets wat voor zijn eigen rekening komt. Verder vertelt de heer Vriens, dat damplanken van 5» 50 voor dit werk voldoende zouden zijn geweest. Spreker kan wel mededeelen, dat de damplanken, die hier op het werk gebruikt zijn, een afme ting hadden van 6,50 en 7 en nog niet voldoende bleken. Door den heer Vriens wordt dan medegedeeld, dat spreker den aannemer toestemming zou hebben verleend de haven af te sluiten, indien hij daaromtrent met de betrokken industrien tot overeenstemming kon komen. Dat is ook bezijden de waarheid. Nadat de aannemer aan het werk gegaan was, heeft mspreker hem gezegd, dat, als hi^j kans zag door een tijdelijke constructie het water gedurende 2 a 3 weken buiten de haven te houden en niemand daarbij benadeeld zou worden, hij daarvoor van spreker toestemming zou krijgen. Alleen door het feit, dat de haven gedurende eenige weken met een tijdelijke con structie afgesloten zou zijn, zou de gemeente van het risico ge durende dien tijd af zijn; het was dan ook zuiver gemeentebelang dat spreker daarmedd op het oog had en niemand zou daarbij schade hebben. Wanneer de heer Vriens dan ook goed de stukken en brieven zou hebben gelezen, zou hij gezien hebben, dat hij er met zijn beweringen glad naast was, want wel degelijk werd er de nadruk op gelegd, dat niemand daarvan schade zou mogen hebben. De heer Vriera deelt dan verder ook mede, dat de aannemer ook hem verzocht heeft om medewerking voor het afsluiten der haven. Spreker kan daaraan nog toevoegen, dat den heer Vriens tot tweemaal toe door den aan nemer is aangeboden het vrije vervoer van al het noodige materiaal naar de plaats waar het zijn moest. Al hetgeen de heer Vriens dus zou aankrijgen in den tijd, dat de Visschershaven zou zijn afge sloten, zou door den aannemer van het werk op de plaats van bestem- ming worden gelost, zoodat de heer Vriens na de afsluiting dus geen schade kon hebben. Hij ging op dat aanbod echter niet in en zond zelf geen antwoord daarop. Toen Hoppenbrouwers deze kwestie met den heer Vriens persoonlijk besprak, zei deze tegen hem, dat als het alleen voor Hoppehbrouwers was, hij het misschien wel ndoen zou maar nu Videier bij dit werk ook betrokken was, zou hij er zich tegen blijven verzetten. Hieruit meent spreker te moeten conclu- deeren, dat de heer Vriens de belangen der gemeente heeft achter gesteld bij een persoonlijke veete. Eigenaardig is het ook, dat in het schrijven van den heer Vriens aan den Raad wel melding ge maakt wordt van het door hem ontvangen schrijven van den aannemer, maar van een reageeren daarop niets blijkt. De heer Vriens ver zwijgt dat gewoon, al zou men logisch sprekend, toch ook het ant woord moeten vermelden, als men over het verzoek spreekt. De heer Vriens gaat echter in zijn schrijven talm verder met het aanhalen van den brief van B W van 10 Juli, waaraan we nu komen. De heer Vriens beweert, dat het werk best zonder afdamming zou zijjn te maken, evenals dat ook door hem geschied is aan de overzijde van de visschershaven. Spreker is den vorigen keer in besloten sitting - i 'T i'; J

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1930 | | pagina 91