- 2g -
Het is verder onverantwoordelijk de aannemers op deze wijze te
doen voort werken, waardoor zij onnoodig veel schade lijden. Spre
ker wil, ofschoon het een saaie en eentoonige geschiedenis zal
worden, nog een en ander mededeelen omtrent de in deze gevoerde
correspondentie, waaruit men zal kunnen zien hoe hier ten opzichte
van da belangen van anderen gehandeld is. Op de eerste plaats wil
spreker wijzen op de eigenaardigheid, dat op de achterzijde van
het inschri jvings bil jet van Hoppend rouwers nog een aanteekening
is gesteld met vermelding van de data, 3 en ^2 April. Spreker
vond dit opmerkelijk omdat die data klaarblijkelijk slaan op de
drie brieven, welke op genoemde data zijn verzonden. Wanneer men
daarbij in aanmerking neemt, dat bij de gunning van het werk op
3 April bericht werd, dat nog nader zou worden medegedeeld volgens
welk plan de uitvoering moest plaats hebben, komt men toch allicht
tot de meening, dat in het tijdsbestek tusschen die verschillende
data nog onderondsjes betreffende het werk hebben plaats gehad.
Spcreker heeft hier speciaal de aandacht op gevestigd omdat in de
openbare raadsvergadering van 22> Maart j.l. hetwerk werd gegund
aan den laagsten inschrijver J.Hoppenbrouwersuit te voeren vol
gens plan A. dus in het natte. Spreker vond het nu zoo opmerkelijk,
dat na dien datum B W aan Hoppenbrouwers gaan schrijven, dat hem
het werk is gegund, zonder daarbij te vermelden op welkewijze het
moet v/orden uitgevoerd» En op J1 Maart 1930 komt er bij H W nog^
een schrijven van den Directeur van Openbare Werken, waarin geadvi
seerd wordt het werk te gunnen aan genoemden Hoppenbrouwers en om
trent de uitvoering van het werk nog nader te beslissen. Na den
datum van 2g Maaft, waarop het werk door den Raad werd gegund,
komen er dan nog verschillende brieven voor van het gemeentebestuur
van den Directeur van Openbare Werken en van Hoppehtmouwers. Deze
laatste wilde een definitieve opdracht hebben van B W, die zelf
nog niet wisten hoe het werk te laten uitvoeren, iets waarmede de
Directeur van Openbare Werken niet eens op de hoogte was. De Burge
meester zou dat later wel melden. Eerst op 22 April volgt dan een
schrijven waarin de medddeeling werd gedaan, dat het werk moest
worden uitgevoerd in het natte, dus volgens plan A. Het werk
moest dus geschiedaa zonder afsluiting van de Visschershaven,
zooals uit deze brieven duidelijk blijkt. Op 12 Mei komt er dan
echter een brief van Hoppenbrouwers aan B W, waarin hij mede
deelde het werk te willen uitvoeren met afsluiting van de haven
door middel van een dam, voor welke afsluiting hij de volle risico
op zich zou nemen. Hij wilde dat doen omdat het werk daardoor veel
gemakkelijker kon worden gemaakt en omdat het goedkooper zou zijn.
Dat laatste had hij er wel af kunnen laten, want dat wist toch
iedereen. De gemeente, zoo stond er verder in, kon en zou geen
schade ondervinden van deze afsluiting en spreker gelooft pok wel,
dat het werk op die wijze gemakkelijker kon worden uitgevoerd en
eerder op te leveren was. Op 13 Mei vinden we dan een schrijven vai
B W, waarin zij aan Hoppenbrouwers mededeeldn, geen vrijheid te
kunnen vinden om toestonming te geven voor het afsluiten der Vis
schershaven. Daar wordt dus duidelijk door B W gezegd, dat zij
voor afsluiting geen vrijheid kunnen vinden. Maar- dan vraagt spre
ker zich toch af, waar B W dan nu wel de vrijheid hebben gehaald
om toestemming voor de afsluiting der haven te geven. Door den aan
nemer is toen een acte van inpandgeving geteekend waarbij hij zi jn
vordering op de gemeente tot een bedrag van 5000aan het Syn
dicaat tot liquiaa.tie van de suikerfabriek afstaat als waarborg
voor eventueele schade door dat Syndicaat te lijden tengevolge der
afsluiting van de visschershaven. Van dat contract is kennis gege
ven aan den Burgemeester, zoodat deze van die zaak op de hoogte
was. Spreker vindt het nu zoo opmerkelijk, dat we hier een inpand
geving hebben van gelden van de gemeente aan de bestuurders van
een Syndicaat voor het hebben van schade, welke echter ook anderen
zouden kunnen ondervinden door die afsluiting der haven. In ver
band met deze inpandgeving heeft het spreker ook verwonderd, dat
aan Hoppenbrouwers de eerste termijn van het werk werd uitbetaald.
Spreker heeft er de notulen van de vorige vergadering_ eens op na
gezien en vond daarin, dat wethouder Juten naar aanleiding van
eenige vragen van den heer Scheffelaar, mededeelde, dat door den
Dienst van Openbare Werken nog niets was betaald. De heeren, zoo