4
- 16 -
de vergaderingen leiden en desgewenscht zijn adviseerende stern
laten hooren,maar moet de leden rustig hun meening naar voren
laten brengen betreffende hetgeen zij in het belang der gemeente
en voor een goeden gang van zaken noodig achten. Wanneer spreker
iets verkeerds zegt of mets mededeel twat niet juist zou zijn,
dan kan men hem dat zeggen,als hij uitgesproken is,en wanneer dat
dan inderdaad waar blijkt te zijn, is spreker gentleman genoeg om
ciie woorden terug te nemen, spreker heeft zijn mededeel ing vein
den neer Henning zelf en heeft geen reden aan de waarheid daar
van te twijfelen. Spreker acht den gang van zaken als bij deze
kwestie niet goed,daar dit alleen kan leiden tot het aanblazen
van kleine vuurtjes. Ook naar sprekers meening zat er niets bij
zonders achter dien naam. Men kan nu wel in verband daarmede oude
geschiedenissen ophalen en het besluit kleinzielig noemen,maar
spreker wil,voor wat hem zelf betreft,dan toch zeggen,dat er van
kleinzieligheid geen sprake is geweest. In verband met de ge
schiedenis,die we hier met deze laan hebben meegemaakt,meende
spreker,dat de voorgestelde naam een heel goede oplossing zou
zijn, temeer waar het een heel geschikte naam is en men dien ook
in verschillende andere plaatsen vindt. Spreker voelt er cl ar. ook
niets voor om weer terug te komen op dat besluit,en gelooft,dat
men den verkeerden weg zou opgaanwanneer men daaraan ging toe
geven. Tenslotte hoopt spreker,dat ui tdrukkingenals door de vier
leden in hun verzoek gebezigd, voortaan achterwege zullen blijven.
De heer sCHEEEELAAR zegt op de eerste plaats den heer Musters
er voor te danken,dat hij zoo goed over hem denkt. Spreker denkt
ook zoo over den heer Musters. Ha de verklaringwelke deze thans
heeft af ge lege1.moe t spreker daarmede wel genoegen nemen, maar hij
wil toch opmerkendat ook hij den vorigen keer den indruk kreeg,
dat er bij den heer Musters wel degelijk eenige wraakneming achter
dat voorstel zat. En daar was ook wel eenige grond voor om zulks
aar^ te nemen, vooral toen na die vergadering de praatjes los kwamen.
De heer Walder kan nu de zaak wel zoo mooi voorstellen als hij
wil,maar daarmede kan hij toch niet weg praten het feit,dat hij
zelf eenige vergaderingen terug minder gepaste uitdrukkingen
bezigde aan het adres van een bewoner ven die laan
De VOORZITTER hamert en verzoekt den heer Scheffelaar daar nu
niet op terug te komen,daar die zaak is afgedaan.
De heer SCHEEEKLAaR meent gerust de opmerking te mogen maken,
dat de teen dooi? uen heer Valuer gebruikte kwalificatie voldoende
voor zien zelf spreekt.
De heer 1ALD3R zou toch wel willen hoeren,wat re heer Scheffe-
laar bedoelt.
De heer SCHEZBELAAR zegt,dat de bewoner van die laan door den
heer T/alder een kwibus werd genoemd.
De VOORZITTER interrumpeert en verzoekt die kwestie te laten
rusten
De heer EFALDER zegt toch te moeten opkomen tegen hetgeen door
der. heer Sche ffelaar hier beweerd wordt, spreker heeft toen in
algemeenen zigi ge sproken en gezegd, dat elke kwibus het wel in
zfn hoofd kon krijgen om een dergelijk bord aan zijn pand te
plaa tsen
De heer 3CHEEEELAAR is het daarmede niet c-ens.
De heer VALUER verwijst naar de no tulen, waar ui t naar zijn mee
ning ook blijkt,dat hij in algeme enen zin gesproken heeft. Spre
ker ontkent dien man een kwibus genoemd te hebben.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Y/al der inderdaad dat woord ge-
oruikt heeft. Hij achtte het niet toelaatbaardat afwezigen, die
zich niet kunnen verdedigenop een dergelijke wijze gekwalificeerd
werden,en daarom is de heer Valuer ook tot de orde geroepen.
De heer SCHEEEELAAR zegt,dat de heer Y/alder wel degelijk dien
eenen persoon op het oog had.
De heer WALDER blijft bij hetgeen hij gezegd heeft. Al was
het trouwens zooals de heer Sche ffelaar hier zegt - hetgeen
spreker eenter ontkent - dan zou zulks nog niet te veel geweest
zijn, wanne er maar de helft waar zou zijn ven hetgeen omtrent
uien persoon verteld wordt.
De VOORZITTER hamert en verzoekt deze kwestie thans te laten
rusten en het betoog van den heer sche ffelaar niet meer te onder
breken.