w. 21. Kijk in de Pot, dat door oen kleinen nan werd ingeschreven, aan wien men het werk ook gegund heeft, Spreker is van meening, dat de haan van Stouthart er nee geblameerd wordtdoor hen de gunning van het werk te weigeren. Ook het werk op Kijk in de Pot gebeurt goed, ofschoon die kleine aannemer 5 a 7 duizend gulden lager heeft ingesöhreven dan de andere. Door dat werk aan die kleine nenschen te gunnen, heeft men tegelijkertijd ook weeiy een stap gedaan in de richting voor al gene ene bezuiniging. Naar sprekers neening is ten opzichte van Stouthart dan ooi geheel verkeerd gehandeld en spreker zt u willen voorstellen om dien nan in ieder geval door een nader schrijven te rehabiliteeren, terwijl sprei tevens een notie van afkeuring voorstelt over de in deze door Burgeneest en Wethouders gevolgde handelwijze. -de heer SCHEPKLAAR zou willen vragen, waarom het werk niet aan Stout hart gegund is. Spreker meent, dat deze overigens wel wat voorbarig is geweest onvoordat hij wist, of het werk aan hen zou worden opgedragen, reeds een paard en kar aan te schaffen. Be heer BECHT had dezelfde vraag willen stellen als de heer Schexfela en is van neening, dat bij openbare aanbestedingen over 't algemeen aan den laagsten inschrijver noet worden gegund. Wethouder KIEPE licht de kwestie nader toe, en zegt, dat, voordat dez aanbesteding werd gehouden, Burgemeester en nethouders zich hebben af gevraagd, wat wel de oorzaak kon zijn, dat de prijzen steeds hooger werden. Er werd bij de voerlieden geïnformeerd en deze verklaarden, dat het kwam, omdat de lossers steeds hoogere eischen stelden. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders dezen keer eens de nieuwe regeling geprobeerd om alles afzonderlijk aan te besteden. Nil is het juist, zooals de heer Vriens zei, dat Stouthart de minste inschrijver was, maar van dezen kon niet verwacht worden, dat hij 14 paarden steeds tot zijn beschikking had zooals de heer Bernaards kon garandeeren. Alle mogelijke vervoer kon doe dezen dus op ieder oogenblik gebeuren, terwijl Stouthart daarvoor niet ingericht was. Burgemeester en Wethouders hebben daarom het werk op gedragen aan Bernaards en daarmede aan de organisatie, omdat zij van meening waren, dat Stouthart voor het vervoer van 4.500.000 K.G. kolen niet voldoende geoutilleerd is. Dat dit ook juist is blijkt wel daaruit, dat Stouthart na de aanbesteding direct een paard en kar ging koopen. bovendien is spreker van meening, dat dit werk beter gedaan kan worden door de organisatie, dan dat men het gevaar loopt, dat het gedaan wordt door alle mogelijke kleine voerlieden, zelfs uit de gemeente Halsteren, wanneer men het aan den laagsten inschrijver gegund had. De heer VRIENS merkt op, dat de heer Kiepe thans een nieuwigheid in deze kwestie naar voren brengt, waar hij' zegt, dat Bernaards 14 paarden kon garandeeren. Daarvan stond echter niets in de voorwaarden en men zou dat dus als een aanvulling op het bestek kunnen beschouwen. Een aanbeste geschiedt steeds onder bepaalde voorwaarden en het gaat z.i. niet aan om later aan een der inschrijvers te gaan vragen, of hij dit of dat kan garandeeren. Bovendien kan men nu wel zeggen, dat Bernaards 14 paarden kon garandeeren, maar dat is zoo niet geheel juist, want Bernaards zelf heeft slechts 4 of 5 paarden tot zijn beschikking. Alleen met de organi satie achter zich kan hij met 14 paarden voor den dag komen. Maar wannec men dit aan den heer Stouthart had gevraagd, zcu deze dat misschien ook hebben kunnen doen, als hij met andere menschen daaromtrent een accoord had gemaakt. Het is dan nog de vraag, of de beneente die 14 paarden nocr had voer dit werk en als spreker dan nagaat, hoe het werk vorig fyaar doe. Stouthart is gedaan, dan meent hij van niet. Wethouder KIEEE merkt op, dat de prijs van vorig jaar en die van nu c heel veelssheelt. De heer VRIENS is van meening, dat het daar nu niet over gaat. Wannee men den eenen inschrijver iets vraagt, moet men het ook den anderen door. en als men dezelfde vraag zou hebben gesteld aan Stouthart, dan had men misschien gehoord, dat deze wel over 25 paarden kon beschikken, -^en ziet dat nu wel bij het graafwerk aan Kijk in de Pot, dat ook door een kleine voerman is aangenomen, en waar op het oogenblik met 40 paarden gereden wordt. Spreker blijft er-dan ook bij, dat deze handelwijze van Burgemees en Wethouders afkeuring verdient en handhaaft daarom zijn voorstel. De heer BECHT merkt op, dat wanneer men ergens voor inschrijft, men toch ook weet, waaraan men zich te houden heeft. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders niet veel ver trouwen er in hadden om het werk aan Stouthart op te dragen in verband met zijn slechte installatie. Dat ze daar goed in gezien hebben, bleek wel doordat Stouthart later neg een paard en kar moest koopen. J__V. J

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1930 | | pagina 57