4.
do Kroon tevreden kan zijn, daar zij den Raad volkomen in het gelijk
stellen ten opzichte van het ten deze gevoerde "bestuursbeleid. Spreker
wil er echter op wijzen, dat, toen de onderhavige besluiten door den
Raad werden genoemn, men kon spreken van oen financieele depressie bij
de gemeente Bergen op Zoom. Deze depressie nu is sindsdien verdwenen,
en ofschoon men nu nog niet al te veel optimist moet zijn, is toch in
elk geval de toestand nu van dien aard, dat die finanvieele depressie
er thans niet meer is en daarmede ook de noodzaak tot het handhaven
van die besluiten is vervallen. Cm die reden meende spreker dan ook,
dat er voor de ambtenaren in dienst der gemeente, die door deze besluiten
steeds 5y<> van hun salaris hebben moeten missen, iets gedaan moest worden.
En waar door deze koninklijk besluiten het recht van den Raad is erkend
en de strijd tenslotte gevoerd is om het recht van het spel, is spreker
met het voorstel gekomen om thans weer den ouden toestand te herstellen
en het pensioensverhaal weer terug te brengen op 3^%. Men moet ook niet
vergeten, dat momenteel de ambtenaren in deze gemeente in een zeer on
gunstige positie verkeeren tegenover die in andere gemeenten, waar in
het geheel niets of een veel lager percentage verhaald wordt. Het was
natuurlijk veel beter, wanneer deze materie door den centralen wetgever
geregeld was, zoodat in alle gemeenten even veel verhaald werd, en zoo
als ook in Hed.Indië het geval is, waar de centrale wetgever zich met
deze zaak heeft bemoeid en er dan ook geem kwesties en ongenoegen uit
voortspruiten. Men zou dan ook geen toestand meer krijgen als b.v. in
Rotterdam, waar de ambtenaren op den duur zelf niet meer wisten, wat ze
moesten betalen, omdat in enkele jaren tijds drie maal een ander besluit
omtrent het pensioensverhaal werd genomen»
De heer WALDER zegt.ook deze Jobstijding voor de ambtenaren te hebben
gelezen. Toen spreker de Koninklijke besluiten gezien had, kwam ook bij
hem het idee naar voren, dat er iets voor de ambtenaren gedaan moest
worden en dat het wenschelijk was om de indertijd genomen raadsbesluiten
v/eer in te trekken, temeer ook, waar de motieven, die tot het nemen van
die besluiten geleid hebben, al lang niet meer aanwezig zijn. Spreker
heeft trouwens de beweerde financieele depressie en ijzeren noodzaak
nooit ingezien, ook niet toen het besluit genomen werd. Thans zijn de
leden van den Raad wel alle overtuigd, dat motieven als ijzeren nood
zaak e.d, niet meer kunnen gelden voor de handhaving van het besluit, en
dat van een depressie in de gemeentefinanciën niet meer kan worden ge
sproken. Spreker zou daarom het voorstel, dat hij in een der vorige ver
gaderingen Jgedaan heeft en dat nog steeds ter tafel ligt, in de volgende
vergadering van den Raad gebracht willen zien met een prae-advies van
Burgemeester en Wethouders. De Raad kan er zich dan over uitspreken, en
daardoor aan een ongewenschten toestand een einde worden gemaakt. Door
de meerderheid van het College wordt wel gesproken van het opheffen van
individueele mistoestanden bij de siarieering, en dat is ook heel goed,
maar door een dergelijke handelwijze maakt men naar sprekers meening ook
schele oogen. Bovendien zijn er verschillende personen, over wier salaris
de Raad niets te zeggen heeft. Het lijkt spreker daarom 't best, dat zijn
voorstel met een prae-advies in den Raad gebracht wordt en daar etsn be
slissing op wordt genomen.
De heer DE JOEG wijst er op, dat deze kwestie hier reeds herhaaldelijk
besproken is, Ook spreker heeft er reeds meermalen het zijne over gezegd.
Met deze Koninklijk besluiten is de rechtskwestie van deze zaak dus nu
uitgemaakt en is beslist, dat door de gemeente Q^/o verhaald mag worden,
en de opvatting van Gedeputeerde Staten dus niet juist was. Dat neemt
echter niet weg, dat de motieven, welke door Gedeputeirde Staten naar
voren zijn gebracht, naar sprekers meening wel juist waren, en dat de
motieven, welke tot het nemen van het besluit door den raad hebben ge
leid, er geheel naast waren. Dit is ook wel gebleken uit het saldo van
de gemeenterekening over 1928. Intusschen is de toestand hoelemaal ver
anderd en is er van de motieven voor het indertijd genonen beslui"t niets
meer aanwezig, Het is vanzelfsprekend, dat er bij de ambtenaren onte
vredenheid heerscht over deze zaak, dat overkomt iedereen, wanneer men
aan zijn portemonnaie komt. Spreker is ook van meening, dat er iets voor
de ambtenaren moet worden gedaan en kan zich daarom heel goed vereenigen
met het voorstel van de minderheid van het College om die weer te
laten vallen en de pensioensbijdrage terug te brengen op S^/o» Spr»eker
geeft toe, dat zulks inderdaad een eenigszins gekke houding lijkt,
wanneer de Raad nu weer op dat besluit terugkomt, maar toch is dit niet
zoo, omdat de Raad bij zijn beroep heeft willen doen uitmaken, of hij de
bevoegheid tot dat verhoogde pensioensverhaal had. Het ging dus verder