- 16 -
De heer VRIEÏJS is het eens met de meening van den heer Scheffelaar.
Spreker wijst er op, dat hier afgeweken wordt van de voorwaarden voor
den verkoop der domeingronden, omdat oorspronkelijk, toen die grond
aan de Vos verkocht werd, daar wel een garage mocht worden gebouwd.
Later zijn B 1 daar op teruggekomen, en er wordt nu maar door hen
- in afwijking van het advies van Openbare Verken - voorgesteld om af
wijzend op de bouwaanvrage te beschikken. Spreker begrijpt niet, hoe
B W tot dit voorstel gekomen zijn. Zij hebben in afwijking van de
gestelde bepalingen ook toegestaan, dat daar een muur werd gebouwd.
Spreker is er evenals de heer Scheffelaar, voor om de gevraagde bouw
vergunning te verleenen. Overigens merkt spreker op, dat deze zaak
nu al van Juni 1929 aanhangig is en er nooit de Commissie van Openbare
Verken over gehoord is.
De heer BECHT zegt het volkomen eens te zijn met de vorige sprekers.
Spreker vraagt, wat er gebeurd zou zijn, als toch gebouwd was geworden
zonder vergunning. Spreker gelooft niet, dat men daar veel tegen had
kunnen doen, daar de termijn in de bouwverordening gesteld, verstreken
was. Het is naar sprekers meening ook niet in den haak, dat de Commissie
in deze kwestie niet gehoord is.
De heer DIKLAND wijst op den vreemden toestand met deze zaak waar bij
den verkoop van den grond geen bezwaar bestond tegen het bouwen van een
garage en door Openbare Werken gezegd wordt, dat er geen enkel aesthe-
tisch uitzicht wordt ^eschaad, terwijl toch daartegenover B W voor
stellen om de vergunning niet te verleenen. Spreker merkt op, dat dit
eenigszins den indruk maakt van willekeur en acht de motiveering van
B W niet voldoende. Spreker is dan ook voor het voorstel van den heer
Scheffelaar om de vergunning te verleenen.
De heer SIMONS begrijpt niet, waarom hier weer van de voorwaarden
voor het bouwen moet worden afgeweken. Toen indertijd de heer van Nieuwen-
hui zen kwarp met het verzoek om vergunning voor den bouw van een garage
aan den Zoomweg, vtas de heer Vriens daar tegen, terwijl men nu met een
voorstel komt om de vergunning te verleenen. Als men zoo doorgaat, kan
de Raad beter geen verordeningen meer vaststellen. Bovendien wijst spre
ker er op, dat die straat ook een school is voor zwakzinnige kinderen
en spreker acht het met het oog daarop zeer gevaarlijk, als daar een
auto-garage komt.
Wethouder JUTEN wil er op de eerste plaats op wijzen, dat het bouw
plan der domeingronden, voor wat de verdeeling van dat blok betreft,
minder gelukkig is geweest. Toen men op deze terreinen ging bouwen,
bleek al direct, dat voor het type woningen, dat daar gebouwd mocht
worden, de grond te ondiep was. B W hebben toen, in afwijking van de
voorschriften, aan verschillende koopers van dien grond toegestaan om
op de volle diepte te bouwen. Het schijnt verder, dat door een vorig
gemeentebestuur toestemming is gegeven, om daar een garage te bouwen.
In hoeverre dit juist is, weet spreker niet. B W zijn echter van mee
ning, dat volgens de thans geldende bepalingen voor een dergelijken
bouw geen vergunning kan worden verleend. Bovendien heeft het College
ook rekening gehouden met het groote gevaar, wanneer daar een, en later
misschien twee of drie garages komen. Immers we krijgen daar ter plaatse
de school voor zwakzinnige kinderen, voor wie het gevaar altijd nog wel
grooter is dan voor kinderen, die normaal zijn. Een ander motief voor
dit voorstel is geweest, dat volgens de voorschriften er alleen garages
mogen gebouwd worden met een bovenhuis er op. We hebben nog getracht om
den aanvrager daartoe te bewegen, doch dit is niet gelukt. Wanneer de
Raad thans besluiten wil, dat daar wel een garage mag worden gebouwd,
dan moet de Raad dat zelf weten, maar dan zijn Burgemeester en Wethou
ders van de verantwoordelijkheid af.
De heer WALDER zegt, dat het ook hem sterk gefrappeerd heeft, dat
over deze kwestie geen advies is van de Commissie van Openbare Werken.
Toen de Wethouder van Openbare Werken nog raadslid was, werd op derge
lijke adviezen juist altijd sterk aangedrongen.
Wanneer spreker den Wethouder goed begrepen heeft, is het wel toege
staan om daar ter plaatse garages te bouwen mot een bovenwoning. Maar
waar blijft men dan met het hier naar vorengebrachte bezwaar betreff uo
het gevaar voor de kinderen op de school voor zwakzinnigen? Dat 0evar.r
blijft toch ook, als er een garage komt met een bovenwoning? Spreker
vraagt verder, wat er gebeurd zou zijn, als die man gebouwd had op grond
van de toezegging welke naar het schijnt door B W gedaan is? Spreker
is van meening, dat aan dezen persoon vergunning tot het bouwen van een