- ik - De heer DIKLaND is het eens met hetgeen de heer Talder heeft naar vo ren gebracht. Al zouden die menschen formeel niet het recht hebben op teruggave, dan is daarvoor toch een grond van billijkheid, welke zeer veel op recht gelijkt. In 1916 werd dat fonds gesticht. Vier jaren la ter is het rijkspensioen gekomen, waarbij al die menschen overgingen. Maar dan kan men toch eigenlijk niet van een fonds spreken, en blijkt het nooit een serieus fonds geweest te zijn. De VOORZITTER merkt op dat als het geen serieus fonds geweest is, de uitkeeringen ook zouden moeten worden gestaakt. De heer DIKLaND meent, dat die ui tkee ringen dan beschouwd moeten worden als een gratificatie of iets dergelijks. Wethouder KIEPE zegt, dat de gang van zaken ongeveer als volgt is ge weest. Toen in 1916 een rijksregeling werd getroffen betreffende de pen sioenen aan ambtenaren en werklieden, waren er verschillende personen in gemeentedienst, die daarin niet konden worden opgenomen. Het g«volg daarvan was, dat die menschen zelf een fonds hebben gesticht en daar voor 5f0 van hun loon hebben afgedragen. In 1921 echter werd die rijns- regeling gewijzigd waardoor ook die maaschen in het rijkspensioonfonds konden worden opgenomen. Begrijpelijk had dat eigen fonds toen geen reden van bestaan meer, In dien tusschentijd waren er echter drie men schen voor pensioen uit dat fonds in aanmerking gekomen, en de gemeente heeft die menschen ook steeds uitgekeerd, ofschoon er geen cent meer in kas van het gonds was, Spreker ziet niet in, waarom thans nog aan spraak kan worden gemaakt op de gestorte gelden. Wethouder JUT EK wijst er op, dat het niet de eerste keer is, dat deze kwestie in den Raad komt. Er is echter steeds afwijzend op beschikt. Spreker is het er niet mee eens, dat er geen fonds zou bestaan. Inder tijd is wel degelijk oen fonds gesticht waaruit de menschen, die er aan betaalden, een uitkeering zouden ontvangen, wanneer ze daar volgens het reglement recht op hadden. Toen echter in 1921, zooals de heer Aiepe reeds opmerkte, het rijkspensioenfonds is gekomen, zijn daar allo men schen,, die aan dit fonds bijdroegen, toe over üegaan. In het reglement van het fonds staat echter, dat alleenterugbetaling zou geschieden bij ontslag of aan hen, die den dienst voor den tijd, dat ze recht hadden op pensioen zouden verlaten. Zooals spreker dus tegen de zab: aan lcijnt, is er van recht op terugbetaling in deze geen sprake en adviseert spre ker dan ook om het voorstel van B 71 aan te nemen. Spreker wil er boven dien nog de aandacht op vestigen, dat enkele van de menschen, die in dit fonds gestort hebben, pensioen hebben gekregen toen de nieuwe regeling in werking trad, en ofschoon er absoluut geen geld meer in dat fonds aan- wezig is, heeft de gemeente toch op zich genomen, om die menschen te blijven betalen. Waar de gemeente verder nog ongeveer oOOO,heeft moeten betalen voor degenen, die naar het rijkspensioenfonds overgingen en daartoe moesten worden ingekocht, begrijpt spreker niet, dat nen^ thans nog kont met een verzoek om terugbetaling. Kaar sprekers meaning kan daar geen enkele aanspraak op worden gemaakt. De heer Dl KL AND zegt hier wat nieuws in deze zaak gehoord te hebben, waar de Wethouder vertelt, dat de gemeente die menschen voor het rijns pensioen heeft ingekocht en daarvoor de helft der kosten betaald heeft. Als dat zoo is, zegt spreker, dat de door hem gemaakte bezwaren kunnen vervallen. De heer WaLDER zegt, dat zijn bezwaar nog niet vervallen is. Sprener meent, dat deze nwestie thans in een nieuwe situatie gekomen is en^ acht het daarom nog wenschelijker om deze materie nog eens nader onder hew oog te zien alvorens te beslissen. Spreker handhaaft dan ook zijn voor stel om de zaak aan te houden. De heer SIMONS is van meening, dat, waar volgens het reglement geen aanspraak op terugbetaling kan worden gemaakt, op het verzoek ook niet moet worden ingegaan. Wanneer de Raad toch tot teruggave zou besluiten, kan men naar sprekers oordeel beter maar alle verordeningen intrekken. Wanneer er een reglement is, dat bij Raadsbesluit is vastgesteld, moet daaraan ook dehand worden gehouden. De heer VERBIEST verklaart zich ook voor het voorstel van Burgemees ter en Wethouders» De heer WaLDER zegt zijn voorstel tot aanhouding van deze zaak te handhaven. Waar dit voorstel voldoende wordt ondersteund, brengt de Voorzitter het Xn stemming, waarbij het wordt verworpen met 12-3 stemmen. Voorstemden de heeren Walder, Kruize en Antheunis. Tegen stemden de heeren Simons,Kiepe,Dommers, Schef f elaar,Bacht,Vriens, Juten,Verbiest, Dikland,Musters, Mourer en Mevr. Breeüvelt. h--

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1930 | | pagina 28